Is er een hiernamaals?
Vraag: Ik vraag mij soms af of er een ‘hiernamaals’ is en zo ja, wat moet ik me daarbij voorstellen?
Gedachtenisdienst; in deze dienst werden de namen van de overledenen genoemd
Zusters en broeders,
Op een wereldberoemd altaarbeeld hebben de gebroeders van Eyck een schilderij gemaakt van de tekst die we gelezen hebben: de aanbidding van het lam. Wereldberoemd en nog steeds in dezelfde st Baafs-kathedraal waarvoor het in 1432 werd gemaakt. Wereldberoemd ook, omdat één van de spannendste kunstdiefstallen uit de geschiedenis ermee verbonden is: één van de panelen is in 1934 gestolen. Omdat het mogelijk een ‘inside job’ was, denken sommigen dat het ergens verborgen nog in de kerk zou kunnen zijn. Om de zoveel jaar is er weer iemand die het raadsel denkt te hebben opgelost. Ondanks véél zoekwerk is het paneel nog nooit gevonden. De verloren afbeelding is in 1941 vervangen door een kopie.
Het enorme altaarbeeld kun je in Gent gaan bekijken. Met allerlei details stromen de menigten en de volken samen om het lam te aanbidden. En bovenaan troont God de Vader. Het is eigenlijk een zeer ingenieuze afbeelding, want het verbeeldt de Drie-eenheid. En dat is al een moeilijk te vatten begrip, maar om het af te beelden helemaal lastig. Want hoe schilder je iets dat ‘drie-personen-maar-één-in-wezen’ is? De oppermacht van God de Vader wordt uitgedrukt in de pauselijk kroon, die het hoogste gezag verbeeldt. Het gelaat is dat van Christus, zoals we dat uit middeleeuwse kunst kennen. En de kleur rood duidt de Geest aan. Wordt op deze manier dan beeld gegeven aan het onafbeeldbare? Aan wat ons begrip eigenlijk ook te boven gaat? Maar doet het visioen van Johannes dat niet sowieso? Want het is een visioen, een beeld, een uitdrukking van iets dat nog niet is. En dus ook niet/nog niet bestaat. Hoe zouden wij mensen zicht en grip kunnen krijgen op de domeinen Gods? Is dat nou juist niet Zíjn domein?
Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar gedenken wij onze geliefde doden. Doden die we uit handen hebben moeten geven en die we in Gods handen hebben gelegd. Doden die we veilig willen weten bij God. Maar zouden we dan aan kunnen geven wáár ze zich precies bevinden op dat schilderij in Gent? Weten wij hoe de hemel er uit ziet. Of zelfs, of de hemel wel bestáát?
De vraagsteller van vandaag is vast niet die enige die hiermee rond kan lopen. Want wáár moeten we de hemel denken? En hoe zou het hiernamaals er uit zien? Zoals op dat schilderij van daarnet? Met herkenbare kerktorens op de achtergrond; waaronder de domtoren van Utrecht, bijna in het midden? Een uurtje rijden, als het verkeer wat meezit!?
De kosmonaut Joeri Gagarin verklaarde bij terugkeer van zijn eerste menselijke ruimtereis dat hij God niet was tegengekomen (dus die hemel moest maar worden afgeschreven). En veel mensen zijn op die manier gaan denken: dood is dood. Veder niks. Dat zijn toch de feiten?
Maar waarom zitten we hier dan? Waarom zetten we onze doden niet in een plastic zak van de DAR aan de straat? Waarom willen we afscheid nemen en onze laatste eer brengen? Waarom willen we iemand overdragen in de hand van God, en toevertrouwen aan Zijn barmhartigheid? Waarom is het van belang dat we met respect onze gedachtenis vieren, en vandaag de naam van onze geliefde doden noemen? Is dat niet omdat de betekenis van iemands leven verder gaat dan de feiten, dan het biologische bestaan? En wíj daardoor zijn gevormd; gevormd door onze relatie met anderen. In de gedachtenis van de doden respecteren we de betekenis van iemands leven voor ons bestaan. En dan is dood niet zomaar dood, want we dragen die betekenis met ons mee. We ontlenen er kracht en troost aan, we worstelen er misschien mee, maar we verhouden ons er toe. En zoeken zo rust.
Dat kan stem krijgen in de kerkelijke rituelen. We drukken er hoop en vertrouwen mee uit. En we erkennen dat wíj niet alles doorgronden. Dat dingen boven ons uit gaan. Of misschien beter: dat betekenis zich niet tot feiten beperkt. Dat Joeri Gagarin vast gelijk had dat hij God niet tegen was gekomen in zijn Vostok-capsule. En dat de hemelse heerlijkheid niet een baan om de aarde is, en ook geen weitje met uitzicht op de domtoren. Maar dat het een uitdrukking van vertrouwen is.
In feite is dat de kern van het geloof. Het Griekse woord pistis, en Hebreeuwse woorden die met amen verband houden, drukken geloven-in uit: vertrouwen. Niet: geloven-dat iets het geval is. Dan gaat het niet over feiten, maar over betekenissen. Die stem mogen krijgen, en boven feitelijke beschrijvingen uitgaan. En daarom iets anders uitdrukken, dan wat Joeri Gagarin dacht te ontkennen. Maar ook iets anders dan waar onze vraagsteller mee worstelt. ‘Is’ het hiernamaals er? Niet als plek waar je met een raket naar toe zou kunnen vliegen of waar je buiten Utrecht zou kunnen gaan picknicken, maar wel als betekenis van de almachtige liefde van God waarin we veilig mogen zijn. Als we op die manier onze geliefde doden aan de hand van God toevertrouwen, dan vraagt niemand zich af of God de nagels van Zijn vingers wel heeft geknipt. Dan is het duidelijk dat dit een beeld is, waarmee we iets benoemen dat ons begrip te boven gaat.
Dat deden de gebroeders van Eyck ook toen ze hun schilderij maakten. En in feite doet de Bijbel dat ook. Wij hebben God niet in onze zak, en Hij is groter dan ons hoofd en hart. Stem geven we aan ons vertrouwen dat we in Zijn liefde zijn bewaard en dat we onze geliefde doden daarin ook veilig mogen weten.
Maar ja, wordt het dan geen taalspelletje? Dan is het toch niet ‘echt’?
Een godsdienst die draait om het vleesgeworden Woord zou niet dun moeten doen om taalspelletjes! Maar in de Bijbel zelf wordt ook over deze kwestie gekibbeld. Is er nu wél of geen opstanding van de doden, vragen Sadduceeën op enig moment aan Jezus (oa Marcus 12:18-27). Deze aartsconservatieve Joden vonden overigens van niet, want het Oude Testament spreekt er nauwelijks over. Ze hekelden hun Farizese rivalen, die vanuit het Griekse denken het geloof in het hiernamaals hadden overgenomen. En wat dacht Jezus er dan van? Zouden we niet verwachten dat Hij volop inzet op het bestaan van het hiernamaals? Maar Hij ontloopt de valkuil door te zeggen dat God een God van levenden, niet van doden is.
En dat is Bijbels in een dubbele zin: het geloof mag betekenis hebben in de concrete werkelijkheid waar wij in leven. Daarom is God in Jezus ook op aarde, en in mensengedaante verschenen. De betekenis van het geloof mag in het geloofde leven al concreet worden, daarvoor hoeven we niet te wachten op het hiernamaals. Maar er is ook nog een andere betekenis: de opvatting van leven en dood is in de Bijbel niet bepaald door de biologische omstandigheden, maar door onze relatie met God. Wij hoeven de betekenis van het leven niet zelf te bewijzen, te bevechten of te verwerven. In Zijn liefde zijn we door God aanvaard, en ís ons bestaan daarmee van belang. Dat is hoe ‘leven’ mag worden begrepen: dat ons bestaan er toe doet en betekenis heeft. Als we dat in dankbaarheid kunnen ontvangen, leven we vanuit de liefde van God. En waar dat wordt afgewezen, als deze lofzang ontbreekt of verstomd, dan is dàt de dood. Want dan zijn we afgesneden van deze levensbron.
Hoe belangrijk zo’n relationele opvatting van leven is, besef je wanneer het ontbreekt. Als belangrijk contact is verbroken. Als er geen gesprek meer is met kinderen of kleinkinderen, bijvoorbeeld. Dan kan de biologie nog volop levend zijn, maar de ziel is dood. De betekenis van het leven valt niet samen met het biologische proces, en houdt daarom niet op bij het biologische sterven. Is dat niet wat we in Gods hand leggen, en wat we zelf bij ons dragen als we met respect de gedachtenis aan onze doden stem geven? Is dat iets dat Joeri Gagarin ons zou kunnen ontnemen? Of kríjgt dat gestalte in de beelden die we mee hebben gekregen? Waarin we aangeraakt en overweldigd kunnen worden, wanneer we ons realiseren dat het niet buiten ons blijft staan. Maar in haar alomvattendheid, steeds ook om onszelf gaat. Zoals we door een groots kunstwerk overweldigd kunnen worden, ook al snappen we heel goed dat het, feitelijk, slechts verf op panelen is. Een diepere, hogere betekenis wordt uitgedrukt, die ver boven de feiten uitstijgt. En daarom niet om beschrijfbare kennis, maar ook betekenisvol vertrouwen gaat. Zo bezingen wij de grootheid van God.
Amen
Deel deze preek
Openbaring 7: 9-17
9Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niemand tellen kon, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het lam. 10Luid riepen ze: ‘De redding komt van onze God, die op de troon zit, en van het lam!’ 11Alle engelen stonden om de troon en de oudsten en de vier wezens heen. Ze wierpen zich neer voor de troon en aanbaden God 12met de woorden: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’
13Een van de oudsten sprak mij aan: ‘Wie zijn dat daar in het wit, en waar komen ze vandaan?’ 14Ik antwoordde: ‘U weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die de grote verdrukking hebben doorstaan. Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed van het lam. 15Daarom staan ze voor Gods troon en zijn ze dag en nacht in zijn tempel om Hem te vereren. En Hij die op de troon zit zal bij hen wonen. 16Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. 17Want het lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.’