Van die dag en dat moment weet niemand
We snappen weinig van het boek Openbaring. Hoe moeten we er mee omgaan?
Zusters en broeders,
‘Eerlijk gezegd snappen we weinig van het boek Openbaring. Hoe moeten er ermee omgaan?’. Niet een onbegrijpelijk vraag bij dit laatste boek van de Bijbel. Een boek dat van het begin af aan, dus ook vroeger al, eigenlijk wat omstreden is geweest, en dat pas als één van de laatste boeken bij de Bijbel is gaan horen. Een boek dat vol staat met beeldtaal, gebruik maakt van begrippen uit het Oude Testament, maar ook uit de wereld van de eerste eeuw. Een boek bovendien dat geen beschrijving is van feitelijkheden, juist omdat het een visioen betreft en daarmee een soort profetische droom is. Maar daarmee ook de vraag oproept of het over een onvermijdelijke toekomst gaat (en wanneer die dan aan zal breken…). Of wellicht eigenlijk een actuele boodschap voor de eigentijdse lezers heeft, maar wat zou het ons dan nog te zeggen hebben.
Openbaring is een zogeheten apocalyptisch boek dat gaat over de eindtijd. In de Bijbel staan meer van dat soort teksten, het Bijbelboek Daniël heeft er kenmerken van en ook in de evangeliën kennen we de ‘rede der laatste dingen’ van Jezus. Het zijn geschriften die in tijden van spanning en gevaar vaak opduiken, en die hoop bieden door het einde van de verdrukking aan te kondigen. Die daarmee ook een zeer kritische, en niet zelden dreigende, ondertoon hebben: het onrecht zal niet blijven. De oude wereld zal vergaan en plaats moeten maken voor de nieuwe orde van God. Ook Openbaring loopt uit op de belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, met een nedergedaald nieuw Jeruzalem en waarin de ‘zee niet meer zal zijn’.
Het is daarbij van belang om te zien dat er beelden worden gebruikt. En dat het daarmee niet gaat om een letterlijke beschrijving van een toekomstige stand van zaken. Het droogvallen van de zeeën en de oceanen, bijvoorbeeld, gaat om het verdwijnen van de dreigende machten van de dood, die in de woeste zee zijn verbeeld. En niet om het verdwijnen van alle watermassa’s op aarde. Dat zou bepaald géén heilsprofetie zijn, want water is een noodzakelijke voorwaarde voor al het leven en zonder zeeën en oceanen zou de kringloop van regen opdrogen en rampzalige gevolgen hebben.
De beelden die worden gebruikt willen een betekenis overdragen die door de aangesproken mensen kunnen worden begrepen. En bij eindtijdteksten gaat het meestal over de belofte van heil die achter de verdrukking aan komt. Het oude vergaat om plaats te maken voor de nieuwe wereld. De boodschap is: er is hoop! Houdt vol, verzaak niet! Alsof je een hoge steile berg op moet, het zweet je langs de rug loopt, de hitte om je heen zindert en achter iedere haarspeldbocht niet de top maar een nieuwe klim opduikt. ‘Bijna!’, roept een tegemoetkomende fietser je toe, als hij langs je heen zoeft, ‘nog even doorzetten.’
Die boodschap was in de eerste eeuw van onze jaartelling van belang, want de volgelingen van Jezus hadden het niet gemakkelijk. Begonnen als groepering binnen de joodse samenleving, werd het steeds méér een eigen beweging, die die met weerstand uit joodse en met toenemende weerstand uit Romeinse hoek te maken kreeg. Langzaam leken ze te vervreemden van de wereld waarin ze stonden en riepen onbegrip, en uiteindelijk geweld op. Apocalyptische teksten willen bemoedigen en zijn in de eerste plaats commentaren op de eigen tijd. Zoals ook profetieën dat overigens zijn; steeds gaat het bij de beelden over de toekomst over boodschappen aan de eigen tijd. En niet om voorspellingen, want aan wichelarij doet de Bijbel niet.
Dat is een belangrijk punt om in de gaten te houden: de toekomst is in Gods hand. En is niet op voorhand al zó vastgelegd dat alles wat er gebeuren zal voorspeld zal kunnen worden. De geschiedenis is geen opgewonden uurwerk dat onherroepelijk het uitgestippelde pad zal volgen. God laat zich niet zó beperken. Dat is een gedachte die wel bestaat, en ook in de christelijke geschiedenis geregeld op is gedoken. Maar het is een gedachte die Bijbels gezien geen hout snijdt. Want het zou betekenen dat de geschiedenis vast ligt en dat alle keuzes en beslissingen, en daarmee de menselijke verantwoordelijkheid, geen werkelijke inhoud zouden hebben. Alle aanspraak van God, de opdrachten om Zijn regels na te volgen, de oproep om liefde te betrachten en uitnodiging om met de belofte van Christus in zee te gaan, zouden allemaal leeg en ijdel zijn. Want het lag toch allemaal van te voren al vast? Zeker in de protestantse theologie zijn hier beruchte discussie over gevoerd, waar moeilijke termen als predestinatie en predeterminatie als echo nog van rondwaren. Over de technische aspecten gaan we het maar niet hebben (wellicht terecht lopen nog maar weinigen daarvoor warm), maar volgende week raken we met een andere vraag aan deze kwestie: maakt gelovig-zijn eigenlijk wel verschil?
Als we naar de apocalyptische teksten kijken, dan is steun in moeilijke tijden om vol te houden waarschijnlijk de belangrijkste boodschap. Een oproep dus om vol te houden en moed te vatten. En om juist niet met de armen over elkaar te gaan zitten en te wachten tot de geschiedenis een keer af zal lopen. Maar om de handen te vouwen, in vertrouwen op God. Em om de handen uit de mouwen te steken, om werk te maken van de realisering van het koninkrijk.
Dáár ligt een belangrijke onderliggen kwestie bij deze teksten en ook bij het boek Openbaring. Is het einde der tijden iets dat nog komen moet, of iets dat al gestalte krijgt als de krachten van de wereld voor de macht van Gods Geest moet wijken? Is het koninkrijk van God een onvoltooid project waar we al eeuwen en eeuwen lang op wachten? Of is het, met Christus al begonnen?
Niet zelden lijkt bij de eindtijdgedachte vooral het wachten op de voorgrond te staan. Wachten tot God kosmisch ingrijpt, en de hele werkelijkheid zomaar ineens zal veranderen en vernieuwen. Het is niet zo gemakkelijk ons precies voor te stellen wat er dan zal gebeuren, maar in ieder geval gebeurt het aan ons, of misschien beter: om of achter ons heen. Het is ‘stil maar, wacht maar’ en dat al eeuwenlang.
Er zijn zeker aanwijzingen dat er in de vroegste Jezus-beweging zo wel werd gedacht. En ook dat het op punt stond om aan te breken: ‘Ik verzeker jullie,’ noteert Mattheüs, ‘deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren.’ Maar hij schrijft ook: ‘wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken … alleen de Vader weet het.’ De engelen en zelfs de Zoon weten het niet; -de Bijbel doet niet aan wichelarij en voorspelt de toekomst niet, want God laat zich niet beperken.
Misschien heeft deze waarschuwing zich tussentijds opgedrongen. Mattheüs schrijft het verhaal van Jezus en noteert de boodschap en de leer zoals hij en andere volgelingen zich dat herinnerden. Maar wel pas enkele decennia later. En in de tussentijd is er van alles gebeurd en is er van alles uitgebleven. Die spoedige wederkomst heeft niet op die manier plaatsgevonden, en is er nagedacht over allerlei uitspraken.
In de vroegste Jezus-beweging bestond waarschijnlijk de gedachte dat de wederkomst van Christus zéér nabij was. Eerder volgende week, dan volgende maand. En dat kleurde alles wat de vroegste volgelingen van Jezus deden en nalieten. Zeker getuigden ze van Jezus en van hun ervaringen met Hem, -hun hart liep er van over!. Maar verder de toekomst in hoefden ze niet te denken: ze verkochten hun bezittingen en wachtten in Jeruzalem (het hol van leeuw nota bene!) de wederkomst wel af. Het stichten van een kerk (met alle organisatie van dien) kwam niet in ze op, want voordat de statuten zouden zijn doorvergaderd, zou Christus al weer wedergekomen zijn. Net zo hoefde er niets op schrift te worden gesteld, want vóórdat de inkt droog zou zijn, zou het mogelijk al zijn geschied. Wie wat over Jezus wilde weten kon het aan de discipelen meteen vragen; aan een Nieuw Testament dacht nog niemand.
Pas toen het ging duren, ging het christendom zich ontwikkelen. Met een eigen organisatie, met geschriften, met een theologie. De gedachte dat de geschiedenis zou ophouden, was niet uitgekomen. En zou al twintig eeuwen niet uitkomen. Door de eeuwen heen is de eindtijd als een moment in de geschiedenis steeds uitgerekend en voorspeld, hebben mensen zich erop voorbereid en voor gewaarschuwd. Interessant lijstjes met voorbeelden zijn op internet gemakkelijk te vinden, van lang geleden maar nog steeds geregeld wordt het einde der tijden aangekondigd. En stééds gaat dat gepaard met kritiek op de maatschappij waar dreigende en godloze ontwikkelingen in worden ontwaard. Altijd gaat het daarom ook om angsten in de eigen tijd en om verdediging van opvattingen die kennelijk worden bedreigd. En die misschien bij gebrek aan eigen slagkracht, moed en vertrouwen dan maar door goddelijk kosmisch ingrijpen moeten worden bezworden.
Maar God regeert. En laat zich niet door menselijke motieven dwingen. De lange lijst met eindtijdvoorspellingen moest en moet steeds worden bijgesteld. Want nooit is het uitgekomen. Zijn er steeds weer rekenfoutjes geweest, zoals de voorspellers dan zeggen, of ís het niet aan ons om van ‘die dag en dat moment’ te weten?
Kunnen we daarmee dat hele eindtijd denken dan afdoen als flauwekul? Als het immers nooit is uitgekomen, dan is dus onwaar gebleken. Nonsens, net als dat hele geloof…
Juist dan zouden we de boodschap van geschriften als die van de Openbaring miskennen. Misschien gaat er stééds om dat de wereld zoals wij die kennen een spiegel voor wordt gehouden. Een kritische spiegel, dat het onrecht en geweld niet het laatste woord hebben maar dat er een andere wereld denkbaar is. Een wereld waarin niet het recht van de sterkste, maar de liefde van God het voor het zeggen heeft. Een wereld waar wij niet passief op moeten gaan wachten, maar een wereld die gestalte kríjgt wanneer de bedoeling van God worden nagevolgd.
En dat is niet iets dat al eeuwenlang hopeloos naar voren wordt geschoven, maar dat ís iets dat steeds al realiteit is geweest waar in de Geest van liefde de navolging van Christus is waargemaakt en zo het koninkrijk van God gestalte heeft gekregen. Dat gaat niet achter of om ons heen, maar geschiedt en gebeurt waar mensen zich door de Geest laten leiden. En dat is altijd nabij, in de zin dat het ieder moment gebeuren kan en gebeuren zal waar mensen de hoop op gerechtigheid niet cynisch verwerpen, maar wáár willen maken.
Het Bijbelboek Openbaring, met al haar moeilijke beelden en duistere taal kan ons helpen om vanuit dat visioen hoop en moed te houden om het goede te doen en ernst te willen maken met de navolging van Christus. Want zó krijgt de heerschappij van God gestalte, wanneer de liefde wordt gedaan. En daar is het koninkrijk van God, al.
Amen
Deel deze preek
Openbaring 1: 1-3
Openbaring van Jezus Christus, die Hij van God ontving om aan de dienaren van God te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet. Hij heeft zijn engel deze openbaring laten meedelen aan zijn dienaar Johannes. Johannes maakt bekend wat God gesproken heeft en waarvan Jezus Christus heeft getuigd; dit heeft hij allemaal gezien.
Gelukkig is wie dit voorleest, en gelukkig zijn zij die deze profetie horen en zich houden aan wat erin geschreven staat. Want de tijd is nabij.