Alle preken

Dienst 29 oktober, ds Rainer Wahl

Zonder vraag geen antwoord. Dat zullen we allemaal kunnen onderschrijven, denk ik. Ik aarzel wel bij de haast tot vrijzinnig dogma verheven uitspraak, de vraag is belangrijker dan het antwoord. Ik vraag me dan op mijn beurt altijd af of dit nou wijsheid is of luiheid, ja misschien wel lafheid. Alsof vragen zo onschuldig zijn. In het stuk dat we lazen uit het evangelie naar Mattheus leren we dat vragen niet zonder dubbele bodem hoeven te zijn. Laat ik ze kort doornemen om dan bij de tegenvraag van Jezus uit te komen.

De vragen, zo vertelt Mattheus, worden in eerste instantie niet gesteld om een antwoord op een probleem te ontvangen, maar om de gevraagde op de proef te stellen of erger nog, om hem in een hoek te drijven waar hij vervolgens op te pakken is. Vangvragen vermomt in hele reële vragen. De eerste gaat over de vraag of je als vrome Jood aan de heidense kolonisator uit Rome belasting kunt betalen. Als je die belasting betaalt, verbindt je dan niet aan door God verboden handelingen zoals verering van een keizer die zich laat verafgoden met alle totalitaire machtsuitoefening van dien? Dit is een reële vraag die mij doet herinneren aan de vroege jaren 80 van de vorige eeuw: betaal ik via de belasting mee aan het stationeren van massavernietigingswapens? Ik heb toen 5,72 Gulden ingehouden vanwege de 572 kruisraketten. Sommige waren dapperder en hielden 572 Gulden terug. Vandaag denk ik aan klimaatactivisten die belastingvoordelen voor producenten van fossiele brandstoffen en producten willen tegenhouden. De vraagstellers, waaronder Herodianen, doorgewinterde politici, wilden zoals zo vaak in de politiek, Jezus in een kamp drijven, in een vóór of tégen, waar je dan vervolgens naar

gelang je antwoord de volgers van het tegenkamp over je heen krijgt, terwijl de vraag in politiek- ethisch opzicht zeker relevant is.

Dan komt de vraag naar de opstanding, gesteld door een groep van gearriveerde priesters, de Sadduceeën. Hoe zit het met het leven na de dood? Vervolgens komen ze met een nogal absurde casus aan. U weet het wel, de zeven mannen die achter elkaar met die ene vrouw getrouwd waren. Arme vrouw, maar daar heeft het verder niemand meer over. Jezus omzeilt in beide gevallen de casuïstiek en verwijst op God die in de keizer geen concurrent heeft en die een God van levenden is en niet van doden. Hij trapt er niet in en geeft ondertussen diepzinnige antwoorden die eigen vragen oproepen, maar in een totaal andere richting, namelijk in waar het in het leven en samenleven volgens Gods geest en waarheid om gaat.

De evangelist geeft op zo een wijze ook een portret van Jezus die voor deze dubbelzinnige vragen niet wegloopt. Hij neemt de vraagstellers serieuzer dan zij zich zelf. Gelukkig is het bij de derde vraag naar alle wetsbepalingen overkoepelende en hen definiërende gebod wat minder venijnig, zij het niet zonder schoolmeesterachtig machtsvertoon. De wetgeleerde weet al zelf welk antwoord het juiste is. Het lijkt eerder overhoren dan echt vragen. Jezus geeft een voor die tijd onder rabbijnen gebruikelijk antwoord met beroep op de preambule van de Thora zoals geformuleerd in onze eerste Schriftlezing uit Deuteronomium 6.

In deze vragers uit verschillende groepen, de Farizeeën, de Herodianen, de Sadduceeën, de wetgeleerden weerspiegelt zich de intellectuele elite van het toenmalige Israël. Daar is de evangelist Mattheus via deze passage mee in gesprek. Hij wijst hen niet af. In het hierop volgende hoofdstuk laat hij Jezus zelfs zeggen: wat ze jullie voorschrijven is juist, de woorden kloppen wel, maar helaas, ze houden zich zelf er niet aan in tegendeel, zij misbruiken hun kennis voor eigen macht en het onmondig maken van anderen Hier heb je het verschijnsel van de hypocrisie die zo kenmerkend is voor allerlei gelovigen in religie, politiek en ja, ook in de wetenschap. Als het erop aan komt ons gedrag als mensen te veranderen, dan zijn dubbele bodems en even dubbele maatstaven helaas niet van de lucht.

II.

Nu de tegenvraag van Jezus, die goed joods en goed rabbijns, komt aanzetten met een Schriftwoord dat blijkbaar binnen de jonge joods-christelijke gemeente van overtuigende importantie was in hun missie om Israël te laten erkennen dat deze Jezus van Nazareth de gekomen, vermoorde en opgestane Messias van God was, blijvend en werkzaam in de Geest van zijn overwinnende Liefde. Jezus vraagt hier expliciet naar: Wat denkt u over de Messias?

Met dit Schriftwoord, psalm 110, de eerste regels, wordt dit aangetoond. ‘De Here spreekt tot mijn Heer: Neem plaats aan mijn rechterhand tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’ De evangelist gebruikt de Griekse versie waarin de vier tekens voor ‘God’ worden vertaald met ‘Heer’ (kyrios). Dit maakt de overdracht van deze titel op Jezus goed mogelijk. Als David hier als de bidder tegen die komende ‘mijn Heer’ zegt, wordt daarmee in de ogen van de vroege christenen Jezus mee bedoeld. Hij is door de rechterhand Gods, die leven bewerkt uit de dood, bevrijding uit slavernij, hoop tegen alle hoop in, zijn uit niet-zijn, opgewekt uit een gruwelijke dood aan een executiepaal. De Opgestane is nu bij en in God. Deze Jezus deelt nu in deze leven scheppende macht van God en zal ons als zijn gemeente helpen, doen opstaan en deelgenoten maken van zijn rijk van eeuwige vrede, vrijheid en geluk. Alle machten die dit willen tegenwerken, afbreken of kapotmaken, zullen uiteindelijk het loodje leggen. Zo legt ook Lukas dit uit in de grandioze rede die hij Petrus laat houden op de dag van de geestuitstorting in Handelingen 2. Op deze wijze laten de evangelisten Jezus naar zich zelf verwijzen in een staat die een religieus-politieke Messias te boven gaat. Dus geen Groot-Israël in de naam van deze Messias der Joden, geen kolonisatie van een bevolking die al eeuwen woont in het land. Het is voor mij niet voor niets, dat Mattheus deze verwijzing naar een andere dan een dynastie-Messias laat aansluiten aan het Grote Gebod der Liefde, liefde jegens God met heel ons menselijk vermogen, verstand, gemoed en emotionele kracht die niet anders kan worden beoefend dan in diezelfde liefde en eerbied voor de mensen om me heen, waarvan ik de naaste ben en jij en jij,

wij allen voor elkaar zonder enige uitzondering, dezer dagen Israëli én Palestijnen, hetgeen niet gaat zonder nuancering op het gevaar na, dat je een keer door het ene en dan weer door het andere kamp wordt veroordeelt als hypocriet of als antisemiet. Net als Jezus laten we ons a.u.b. niet opsluiten in één kamp.

III.

In deze op dit moment niet op te lossen spanning in onze wereld en in ons zelf vieren wij het Heilig Avonmaal. De Heer is míjn Heer die zich voor mij met heel zijn vermogen en levenskracht heeft ingezet, zich zelf helemaal gegeven en toegewijd heeft om mij niet over te laten aan een bestaan waar vragen niet zijn toegestaan en leven wordt afgeblokt. Ik ben niet uitgeleverd aan de machten van de dood die mij willen overweldigen en mij het uitzicht ontnemen op een wereld waar het ook anders kan. En precies daarvan is deze Maaltijd met de eenvoudige gave van brood en wijn die deze overgave symboliseert een afspiegeling van, ja meer nog, een reëel begin van een wereld waar we elkaar aankijken, voeding van een ander ontvangen, de beker delen die al het leed in onze de wereld symboliseert als gebroken lichaam die heel wordt door te delen, te ontvangen, in zich op en aan te nemen wat van die ander komt, om het met al ons vermogen door te geven in een ruimte van echte vrede, hier en nu, in deze kerk op dit moment. Dát is de macht (Gods rechter Hand) van de Messias die met ons en in ons zijn rijk van vrede en rechtvaardigheid opricht om er van uit te gaan in handreiking voor elkaar, verzoening voor een nieuw begin voor een vrede die ons verstand te boven gaat voorbij alle vragen en antwoorden, spanningen en stress. Amen

29 oktober 2023
Rainer Wahl
Maranathakerk

Deutronomium 6:1-9

Matheus 22: 34-46