Alle preken

Schepping en seksualiteit

'Zijn we niet allemaal Marcionieten?'

Zusters en broeders,

‘Zijn we niet allemaal Marcionieten?,’ vroeg één van de kerkgangers naar aanleiding van een preek afgelopen jaar. Een kennelijke insider, want lang niet iedereen zal weten wat dat is; een Marcioniet. Dat is afgeleid van de naam Marcion, een beruchte ketter uit de 2e eeuw. Die niettemin een bepalende invloed op de vorming van de Bijbel heeft gehad.

Heel kort even wat kerkgeschiedenis. De Bijbel is zoals we weten niet als Bijbel geschreven. Het is een verzameling boeken die ooit als speciaal gezaghebbend apart zijn gezet, en die daarmee ‘canoniek’ zijn gaan heten. Maar waarom deze boeken: waarom niet meer, waarom niet minder? Er waren namelijk heel veel meer christelijke geschriften, die soms erg op onze Bijbelboeken lijken, maar er soms ook behoorlijk van konden afwijken. Marcion was de eerste die een schifting maakte, en verschafte duidelijkheid. Al die oude joodse boeken, die moesten maar weg, en alleen de brieven van Paulus en het evangelie van Lucas (maar dan wel in zijn eigen bewerking), bleven over. De God van liefde waar het bij Jezus om ging, kwam immers niet overeen met de God der Wrake van de Joden. Marcion sneed de band met het Joodse erfgoed door, ook in de geschriften.

Met duidelijkheid heb je vaak véél succes en ook Marcion wist als uitstekend organisator snel een doeltreffende organisatie uit de grond te stampen. Zo doeltreffend, dat dit de reden werd waarom de zogeheten ‘orthodoxe kerk’ (die de basis voor onze traditie vormt), zelf ook een canon ging maken. En daarbij de keuze maakte dat de Joodse geschriften gehandhaafd moesten worden. En zo het ‘Oude Testament’ gingen vormen. Er is nog aardig wat discussie geweest over sommige Bijbelboeken, maar met het afzetten tegen Marcion is de vorming van onze Bijbel begonnen. En hoort het Oude Testament er dus bij.

Toch is het wel begrijpelijk dat er discussie over was. Want door de eeuwen heen is opgevallen dat het Nieuwe Testament heel wat ‘liever’ overkomt dan het Oude. Marcion had moeite met de wraakzucht van God, en kon wijzen op de vele oorlogen die in Godsnaam en soms op Gods bevel waren gevoerd. Ook de voorgeschreven bloed-offers konden problematisch zijn in het vroegste christendom. Én het koningschap; want Christus is koning! In onze tijd wordt het koningschap kerkelijk juist vaak wel gedragen, maar het bloedige geweld in het Oude Testament kan ook bij ons nog wel eens vragen oproepen. Zijn we dan niet stiekem allemaal maar liever Marcionieten, zodat we ons met dat probleem niet hoeven te verstaan?

De oude kerk heeft er nadrukkelijk voor gekozen om de Joodse geschriften wèl te aanvaarden. De continuïteit met de joodse achtergrond werd bewaard en daar speelden twee belangrijke aspecten. Jezus was het vleesgeworden Woord, die bij de profeten in het Oude Testament werd voorzegd. Zonder die profeten, zou de betekenis van Jezus nauwelijks begrijpelijk zijn. Op dit thema gaan we komende week verder (erbij zijn!). Het andere belangrijke argument was: respect voor de schepping. Het Oude Testament gaat immers over de God die hemel en aarde geschapen heeft. En die zag dat dat goed was, en die het geschapene aan de mens heeft geschonken om het te bewerken en te beheren. De schepping, dus, is godgegeven en goed.

En dat was een heikel kwestie in de eerste eeuwen van het christendom. Want vanuit het griekse denken waren er allerlei stromingen opgekomen die vooral het geestelijke waardeerden, en minachting hadden voor het lichamelijke. Er waren veel, ook onderling nogal verschillende groeperingen die zo dachten, en die met de verzamelnaam ‘Gnostiek’ benoemd worden. De ‘dingen;’ de materie, waren valse schijn die verlokkend kunnen wezen, maar uiteindelijk afhielden van de ‘echte’ waarheid die geestelijk was. Vast waren deze gedachten een reactie op de grieks-romeins samenleving die zich overgaf aan allerlei lichamelijke geneugten. Het was een reactie op het weelderig materialisme, op schrans- en zuippartijen van de elites, en het valt te snappen waarom díe afwijzing óók in het vroege christendom wel gehoor vond. Maar het zou de afwijzing betekenen van de goedheid van de schepping, en dáár ging het christendom uiteindelijk niet mee akkoord. De schepping, en daarmee de materie en dus ook het lichaam, was door God gemaakt en dus goed.

En seksualiteit dus ook. Dat werd en wordt er niet heel vaak expliciet bij gezegd. Maar dat speelde óók een rol. Want seksualiteit is de lichamelijkheid bij uitstek, en voortplanting is het instandhouden van de lichamelijkheid. De strengste gnostische sektes deden niet aan seks en stierven dan ook snel uit… ‘Ons’ christendom erkende juist de rol van het lichaam. Bijvoorbeeld in de overtuiging dat de opstanding van Jezus niet geestelijk, maar volop lichamelijk was.

En toch is seksualiteit een wat ondergeschoven kindje gebleven. Misschien heeft het te maken met wat er vlak ná de schepping staat geschreven: de zondeval. De mens die in opstand komt tegen God en die als straf sterfelijk wordt en zich dus moet gaan voortplanten. Seksualiteit als straf op de zonde? De interessante vraag of Adam en Eva in het paradijs recreatieve seks hebben gehad, blijft in de lucht hangen, maar als er aan seks een negatieve geur kleeft dan blijkt dat uit de rest van de Bijbel nauwelijks. Seksualiteit lijkt er zodanig vanzelfsprekend bij te horen dat het nauwelijks wordt besproken, laat staan tot probleem wordt gemaakt. En dus zijn er niet zoveel teksten die aanleiding geven er eens over te preken.

In de geschiedenis van  het christendom is het wel degelijk een belangrijk thema geweest, en ook vandaag de dag is seksualiteit een steen des aanstoots. Dat wil zeggen: is seksualiteit vaak een reden om het geloof en de kerk als benepen en aftands af te doen. Want ‘er mag toch niks van God?’. Seksualiteit is met taboes, met verboden en geboden omgeven. En onze tijd van seksuele vrijheid wil er niets meer van weten. Want ‘vrijheid’ is toch dat we ‘alles moeten mogen wat we willen’? En dan wordt de kerkelijke opvatting van seksualiteit vaak als hindernis gezien.

Niet zomaar onterecht, op zichzelf. Want seksualiteit is niet zelden vanuit die oorspronkelijke

scheppingsordening gedacht. En dan kan seksualiteit een noodzakelijk kwaad worden. Noodzakelijk, want evengoed worden we opgeroepen om ‘heen te gaan en ons te vermenigvuldigen,’ maar leuk mag het niet zijn. Zo’n opvatting van seksualiteit leidt snel tot allerlei verboden en geboden. Niet vóór het huwelijk! En niet tussen mensen van hetzelfde geslacht! Maar zouden we nog op zo’n manier ‘tussen de lakens willen kijken’?

Niet alleen omdat het ons niet áán zou gaan, maar ook omdat er theologisch anders, en beter, over kan worden gesproken. Zouden we, ook wat dit betreft, vanuit de scheppingsorde moeten denken; of eerder van de her-scheppingsorde die Christus ons aanzegt. Kijken we naar wat achter ons ligt, of naar wat ons is beloofd. Niet de wereld zoals we die aantreffen is dan maatgevend, maar de realiteit zoals die wordt veranderd, getransformeerd, in Christus. En het kernwoord daarin is liefde.

Liefde gaat om dienstbaarheid. Naar elkaar. Gaat om verantwoordelijkheid opnemen voor elkaar. En kent óók een lichamelijk aspect. Daar doet de Bijbel niet moeilijk over. Het ‘lied der liederen’ Hooglied gaat er in het geheel over, maar ook op andere momenten blijkt seksualiteit een normaal aspect van het leven. Maar wel vanuit liefde. Nooit vanuit lust of aangeboren drift.

Het is van belang om na te denken over seksualiteit. Want vragen stellen bij de benepen seksuele moraal die in de kerk weleens wordt aangetroffen, moet niet willen zeggen dat we alles maar ‘moeten mogen wat we willen.’ De Bijbel doet niet moeilijk over seksualiteit, maar wijst af: overspel, hoererij, verkrachting en lustbevrediging (die in allerlei varianten overigens in het Oude Testament worden opgesomd), enzovoorts. Oók seksualiteit staat in het kader van dienstbaarheid. En gaat daarmee om iets dat partners aan elkaar schenken. In de relatie dragen de partners de zeggenschap over hun lichaam over aan elkaar. Niet om het te zelfzuchtig te benutten, en de ander te misbruiken. Maar om het te dienen. En dus ook om verlangen te vervullen.

Wel degelijk is dat een belangrijke rem op ‘alles moet maar kunnen’, want wat kan en mag bepaal jij niet langer zelf, maar is aan de ander. Overspel en ontucht zijn inderdaad uit den boze. Seksualiteit als lustbevrediging en prostitutie worden evenmin aanvaardt.

Een laatste punt daarover: ‘mag’ homoseksualiteit? Maatschappelijk inmiddels volop aanvaard, maar kerkelijk kan het nog een discussiepunt zijn. De Bijbel lijkt er klare taal over te spreken. Maar wie de teksten aandachtig bekijkt, ontdekt wellicht dat het minder met seks, dan met tempelprostitutie en machtsmisbruik te maken heeft; en wellicht dáárom wordt afgewezen. Homoseksuelen relaties zoals wij die kennen, komen in de Bijbel niet (of nauwelijks) voor, en als wederzijds verantwoordelijkheid de basis van liefde, maar ook van seksuele moraal mag zijn, dan is er geen reden waarom we deze vorm van relatie uit de kerk zouden moeten verbannen.

Waar niet de uitbuiting, maar het respectvol dienen van elkaars lichaam centraal staat, mag dat ook nog leuk zijn.

Amen

3 december 2023
Wouter Slob
Maranathakerk
Genesis 2: 18-24 1 Korinthe 7: 1-5a