Alle preken

Door de profeten voorzegd

Zijn de profetieën uit het Oude Testament uitgekomen in Jezus?

Zusters en broeders,

‘Zie!.’ Dat is alles wat er van ons verwacht lijkt te worden. Althans volgens de profetie van Jesaja. Bij de Bijbellunch van afgelopen week bogen we ons over deze tekst, en het viel op dat er van alles áán ons gebeurd, maar dat God de handelende persoon is. Nou ja, áán ons? Aan de bevolking van Jeruzalem, die in veiligheid zal wonen, de opbrengst van haar wijngaard zal genieten en zal eten van wat ze zelf gezaaid heeft. Het is duidelijk een heilsprofetie, maar voor de uitverkorenen; en wie zijn dat precies?

In dit slotstuk van het Bijbelboek Jesaja is dat niet héél moeilijk te raden. Want het gaat ongetwijfeld om de Joden die terugkeerden vanuit de Babylonische ballingschap en die hun stad en het land weer opnieuw moesten opbouwen. Met deze teksten van Jesaja wordt hen een hart onder de riem gestoken, dat het zin heeft om door te zetten. Want het heil is beloofd en komt er aan. En dat is een verandering ten opzichte van wat er éérder gebeurde: de val en de verwoesting van Jeruzalem, en de wegvoering van het volk in de Ballingschap. En ook eerder al: de dreiging van oorlog, opstanden en spanningen met de Assyriërs. Het Bijbelboek Jesaja geeft historische ankerpunten, en laat zich redelijk goed dateren. Als je de geschiedenis van het Oude Oosten ernaast legt, dan kun je redelijk inschatten onder welke omstandigheden de woorden uit het boek Jesaja geschreven zijn. En daarmee is ook onbetwist dat het over een lange periode is gebeurd. Het Bijbelboek Jesaja kent tenminste drie historische lagen die in tijd nogal flink van elkaar verschillen. Van ongeveer 750 voor Christus tot vermoedelijk de 3e eeuw voor Christus zijn er teksten te vinden. En evident kan het dus niet door dezelfde persoon geschreven zijn. Dat is geen conclusie van een overijverige Bijbelgeleerde, maar een kwestie van goed lezen. Maar als je goed leest, dan kun je zowel de heils- als de voorafgaande onheils-tijdingen goed plaatsen. Het zijn commentaren op gebeurtenissen die voorvallen; die aan het geschieden zijn. Toen, lang geleden..

En wat moeten wij er dan mee aan?

Als de woorden van Jesaja over gebeurtenissen gaan die eeuwen vóór het begin van de jaartelling plaatsvonden, wat hebben ze ons dan nog te zeggen?

Die vraag dringt zich óók op, omdat we in de adventstijd vaak profetische teksten uit het Oude Testament lezen. Teksten die gaan over het heil, zoals vandaag, maar ook profetieën die de zwangerschap van een jonge vrouw aankondigen die een kind genaamd Immanuël zal krijgen. Over de lijdende knecht des Heren wordt gesproken, die ook wonderbare raadsman, sterke God, Eeuwige vader, Vredevorst wordt genoemd. Teksten die ons bekend in de oren klinken en die in de adventstijd met Jezus in verband zijn gebracht. Maar gáán ze wel over Jezus? Als de historische setting van de teksten tussen 750 en 300 vóór Christus moeten worden geplaatst, en als ze dáár een begrijpelijke context hebben, hoe kunnen ze dan óók over Jezus gaan? Heeft Jesaja alles over Jezus dan voorzien en voorspeld?

Dat was wel ooit een overweging om de overgeleverde Joodse geschriften in het Christendom te erkennen. Zoals we twee weken geleden hebben gehoord, was dat geen vanzelfsprekendheid. Het belang van de schepping en de positieve waardering voor het lichaam, was één argument, de rol van de profetieën een andere. Maar hoe moeten we dat verstaan? Zijn profetieën inderdaad voorspellingen die in Jezus ‘uit zijn gekomen’?

Maar de Bijbel doet toch niet aan wichelarij? De profeten hebben geen glazen bol gehad. Daarvoor hoef je geen overijverige Bijbelcriticus te zijn, daarvoor hoef je alleen de majesteit Gods voor ogen te houden. God legt zich niet zodanig vast in de tijd dat alles van te voren zou zijn bepaald.

Voorspellingen zijn de profetieën niet. Te vrezen is dat ze dan namelijk niet uit zouden zijn gekomen. Het kind dat de jonge vrouw baarde heette bijvoorbeeld Jezus (en zou dat dan ‘niet gelden’ omdat het Immanuël moest zijn?). Wat veeleer aan de hand is, is dat de teksten van de profetieën de kaders zijn gaan vormen om Jezus te plaatsen en te begrijpen. En dat het de woorden heeft geleverd waarmee over Jezus gesproken en gedacht kon worden.

Jezus wordt in het perspectief van deze ‘profetieën van oud’ geplaatst en wordt als vervulling daarvan gezien. ‘Zie!,’ lijkt maar een kleine taak die ons door Jesaja wordt opgedragen, maar het kan een wereld van verschil maken. Want als we het juiste perspectief hebben, dán zien we de gebeurtenissen in het licht van God, die anders slechts tijdeigen politieke voorvallen zouden zijn.

De rol van de profetische woorden is in zeker opzicht een interpretatie achteraf, maar met het oog op de toekomst. In de context van Jesaja spraken zijn woorden van hoop, en als ze op Jezus van toepassing worden geacht gaat juist dàt aspect op Hem over. De heilsprofetie is niet een beschrijving van gebeurtenissen lang geleden, maar mag ook op de situatie van Jezus slaan. En dan verrijkt de betekenis, en wordt de zeggingskracht verruimt. Interessant genoeg spreekt Jesaja bijvoorbeeld over de messias, of liever: een messias. Maar dan gaat het over de Perzische koning Cyrus (ook wel Kores of Xerxes) die de gezalfde Gods wordt genoemd. Toegepast op Jezus, krijgt het begrip gezalfde een dieper en ruimere betekenis. Geen uitkomst van een voorspelling daarmee, maar de vervulling van iets dat eerder al werd aangevoeld maar in Christus in volle glorie is geopenbaard.

Als Jezus Christus zo de vervulling van de profetieën is, dan kunnen de woorden en begrippen die op Hem van toepassing zijn, ook in onze tijd het kader van begrip en interpretatie vormen. ‘Zie!’ is dan de uitnodiging om ook onze tijd in het licht van Christus te begrijpen en te verwoorden.

Is dat alles wat ons te doen staat? De tekst uit Jesaja 65 lijkt op de keper beschouwd slechts een passieve rol voor de hoorder te hebben. Het geschied allemaal áán ons. Maar wie die ‘ons’ zijn, is in Christus verdiept en verruimd. Het gaat niet alleen om het Joodse volk dat uit de ballingschap terugkeert en dat een nieuwe woonplaats moet bouwen, een nieuwe identiteit moet vinden. Het gaat om alle mensen van goede wil die in Christus een nieuwe identiteit kunnen vinden. Het Oude Testament zijn de heilige geschriften van het Joodse volk, maar in Christus krijgen ze een betekenis die zich opent naar de hele wereld.

Het heil van God is dan niet meer iets dat alleen aan de bewoners van Jeruzalem geschonken wordt, maar is iets waarvan ook ruimhartig gedeeld mag worden. Het Nieuwe Testament roept ons op het goede te doen, ‘zowel voor elkaar als voor ieder ander.’ Dat wordt niet alleen áán ons gedaan, dat mag ook dóór ons gestalte krijgen. Waar liefde wordt gedaan, daar is Christus present.

Je zou willen dat die profetie méér ter harte zou worden genomen. Niet in de politieke context van lang voor de jaartelling, maar juist ook in onze eigen tijd. Als wij eind 2023 van de vrede van Jeruzalem horen, dan klinkt dat schril en guur in de oren. Als voorspelling is de profetie zeker niet uitgekomen. Maar als perspectief waarmee we de gebeurtenissen van onze eigen tijd duiden, plaatsen en begrijpen, doen die woorden ook een appèl op ons, hoe wij onze inspanningen moeten richten. Als we het goede moeten behouden en al het kwade moeten vermijden, dan kan het bloedig bevechten van vijanden en tegenstanders nooit de bedoeling zijn.

De woorden van de profeten, de woorden van de Bijbel geven daarmee richting aan hoe wij zelf tegen onze tijd en tegen onze verantwoordelijkheden aankijken. ‘Zie!’, is dan de allereerste stap. ‘Zie, de wereldtijd in het licht van de Vredevorst’. Wiens komst op aarde we met kerst vieren, maar die we vooral verwachten om te worden waargemaakt.

Amen

17 december 2023
Wouter Slob
Maranathakerk
Jesaja 65: 17-25 1 Tessalonicenzen 5: 12-24