Vrienden voor het leven
Zusters en broeders,
Midden in het decor van het jaarlijkse theaterweekeind hebben we vandaag onze dienst. Het verhaal van de genezing van de verlamde man staat centraal dit jaar en de focus wordt gelegd op vriendschap. Vriendschap, een belangrijk thema en bekend in onze tijd! Want we hebben graag véél vrienden, we sparen ze zelfs op een bepaalde manier. En we wedijveren ermee, met elkaar. Want vrienden, die likes aan elkaar geven, zijn in onze facebook-tijd een maat voor populariteit. Hoe méér vrienden, hoe méér punten. Want je doet er toch toe, als zoveel vrienden jou willen volgen?
In de tijd van Jezus waren vrienden niet klaar met een druk op de like-knop. Ging het óók niet om jou eigen populariteit. Maar ging het eerder om wat vrienden voor elkaar konden en wilden betekenen. Zoals de vrienden van de verlamde man, die de zieke bij Jezus gingen brengen en heel wat moeite moesten doen om dat voor elkaar te krijgen. Het was druk in het huis waar Jezus aan het leren en het genezen was. Een flinke mensenmassa was op de been gekomen, en daaronder ook farizeeën en wetsleraren die met argusogen bekeken wat deze wonderdoener allemaal voor kunsten vertoonde. Met hen zou Jezus het aan de stok krijgen, omdat hij de zonden van de verlamde man vergaf. De genezing die er op zou volgen was eigenlijk bij-zaak, die in het verhaal vooral bedoeld lijkt te zijn om de tegenstanders van Jezus de mond te snoeren. De geestelijke reinheid van de man is belangrijker dan zijn lichamelijke gezondheid.
De vrienden spelen eigenlijk een bij-rol. En het is niet eens duidelijk wat voor soort vrienden het zijn. Er staat alleen ‘een paar mannen’. Misschien zijn het familie-leden, of buren of toevallige voorbijgangers die de handen lieten wapperen. Maar het worden vrienden omdat ze het welzijn van de verlamde man op het oog hebben. Dat is van cruciale betekenis in de bijbels opvatting van liefde, en dus van vriendschap. Dat je niet je eigen belang voorop laat staan, maar dat van de ander centraal stelt. En zo wordt je een vriend wanneer je een ander helpt. Terecht worden die paar mannen dus als vrienden gezien.
Méér vriend zijn ze dan ook, dan een aantal andere mannen die in de Bijbel uitdrukkelijk als vrienden worden benoemd. De vrienden van Job: Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma, en later nog een zekere Elihu. Dit waren geen toevallige voorbijgangers, geen buren of familieleden. Dit waren ‘echte’ vrienden, zoals wij dat kennen, die van de rampspoed van Job hadden gehoord, en hem kwamen bezoeken om hem nabij te zijn in zijn nood.
Maar hoe doet je dan dan? Als het kwaad goede mensen treft hoe reageer je dan? In het Bijbelboek Job wordt opmerkelijk genoeg de mogelijkheid geopperd om God af te zweren, en dan te sterven. Kennelijk was het ook in deze eeuwenoude context een optie om van je geloof te vallen. Om de godsdienst aan de wilgen te hangen als het tegenzit. De vrouw van Job stelt het verbitterd voor, en geeft daarmee eigenlijk satan zijn zin. Job zelf wil er niet van weten: Zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet?
De vrienden komen om Job bij te staan en delen in zijn verdriet. En weten niet wat ze zeggen moeten en zitten dagenlang zwijgend naast hem. Maar dan, dan proberen ze toch iets van een oplossing te bieden. Misschien moet Job maar boete doen, want vast heeft hij zijn ellende aan zichzelf te wijten? God straft immers niet zonder reden! Wijze en verstandige theologische praat van deze vrienden. En vast zijn ze te prijzen dat ze hun vriend bij kwamen staan met raad. Is dat niet wat er van je mag worden verwacht als je vriend in de penarie zit? Dat je hem te hulp schiet? En dat doen ze dan dus ook, met wijze en verstandige theologische praat. Job zal zijn ellende wel aan zichzelf te wijten hebben!
Maar Job weigert ook deze ‘oplossing’. Vast zal hij zijn fouten wel hebben gemaakt, maar deze ellende heeft hij niet verdiend. En interessant genoeg krijgt Job in de loop van het verhaal gelijk. Van God zelf. ‘Jullie,’ raast God tegen de vrienden, ‘hebben niet juist over Mij gesproken, zoals mijn dienaar Job’ (Job 42: 7). De vrienden hadden het verkeerd.
De vrienden van Job worden soms als handlangers van satan gezien, maar dat lijkt mij onterecht. Ik zou denken dat ze hun vriend wel degelijk willen helpen. Want ze zijn ongetwijfeld oprecht onthutst over alles wat hem gebeurd en ze nemen de moeite om naar hem toe te gaan en proberen hem te helpen.
Of proberen ze uiteindelijk vooral zichzelf te helpen? Bij hun eigen verlegenheid met de situatie. Omdat ze niks weten te zeggen, omdat ze dit enorme kwaad zelf niet kunnen vatten, en niet kunnen rijmen met hun godsbeeld, proberen ze de kortsluiting in hun eigen hoofd met wijze en theologische vondsten aan elkaar te praten. Als dat zo is, dan zijn de vrienden uiteindelijk meer met zichzelf dan met Job bezig. Voor Job is de suggestie van zijn vrienden een vreemd soort verleiding. Als hij met hen mee zou gaan, zou hij zelf de schuld van zijn ongeluk op zich nemen. Een grote stap. Maar het kwaad zou er tenminste begrijpelijk van worden. Maar Job weigert het zo te zien, en krijgt van God gelijk. De prijs is dat het kwaad onbegrijpelijk blijft.
Het verhaal van Job is geen geschiedenis van ooit, maar is een verhaal om het probleem van het kwaad, en de worsteling met onheil, te bespreken. De vrienden spelen daarin een rol. Hun oplossing is onjuist, maar hadden ze anders kunnen doen? Ze hadden waarschijnlijk minder naar hun eigen verlegenheid moeten luisteren, en méér naar Job zelf. Ze poogden een oplossing te geven voor een probleem waar mensen geen oplossing voor hebben, en daarmee veegden ze het verdriet, de ontreddering en de wanhoop van Job onder de mat. Misschien hadden ze beter geen oplossing moeten proberen te vinden, maar hebben moeten vragen hoe Job erbij zat. Misschien verwachtte Job helemaal niet dat zijn vrienden het probleem zouden oplossen…
De vrienden van Job worden soms als handlangers van satan gezien, ten onrechte lijkt me. Ze durven het tenminste aan, om hun vriend te bezoeken. En dat is vaak genoeg niet het geval. In leed, nood en ontreddering, ervaren mensen niet zelden een flinke eenzaamheid. De omgeving weet er ook geen raad mee, en heeft het gevoel dan niets te kunnen betekenen. En durft dan, niet zelden, niet te komen. Want wat zou je moeten zeggen?
Dat maakt het ook moeilijk om op mensen, op vrienden, te rekenen. Met al die vrienden op facebook, zijn er ook in onze tijd maar weinig mensen waar je op kunt bouwen. Weinig mensen die je zou durven vragen als je in nood zit. Want loop je bij al die honderden virtuele vrienden niet het risico dat ze je ont-vrienden als je een al te stellig beroep op hen zou doen? En zou dan dat hele bouwwerk van opgebouwde populariteit niet als een kaartenhuis kunnen instorten? En gaan we dat maar uit de weg, door niemand iets te durven vragen? Want het kan lelijk tegenvallen wat anderen voor ons over hebben. Is dat niet één van de redenen dat we onze zelfstandigheid en onze autonomie koesteren? En dat we niet afhankelijk willen of durven te zijn van anderen, omdat we het risico lopen dat niemand ons belangrijk genoeg vindt. Want iedereen is al zo drukdrukdruk, met zichzelf.
Dat is niet zomaar alleen een teken van onze tijd; misschien was dat immers eigenlijk óók wel het probleem met de vrienden van Job, eeuwen en eeuwen geleden; dat ze vooral met zichzelf bezig waren. Maar het is zeker iets dat in onze tijd terrein wint. Onze tijd is erg gericht op het ‘ik’; we zijn erg gesteld op onze onafhankelijkheid en onze autonomie. Maar dreigt daarin geen diepe eenzaamheid, die uiteindelijk het samen-leven onder druk zet? Want als we allemaal vooral uit en voor onszelf leven, dan verliezen we de verbinding uit het oog. En dan verliezen we uiteindelijk óók de zin van ons bestaan.
Want de zin van ons bestaan ligt niet in de hoeveelheid vrienden die we op facebook verzamelen. Ligt er zelfs niet in, of mensen voor ons klaar zullen willen staan. Maar ligt erin of wij zelf van betekenis voor anderen willen zijn. Of er op ons een beroep kan worden gedaan.
Kunnen de vrienden die hun verlamde vriend bij Jezus brachten, dan juist niet met voldoening op dat gebeuren terugkijken. Ze verdwijnen stilletjes uit het verhaal; zijn niet de helden en worden niet op het schild gehesen. Maar zouden zíj, in de schaduw van deze vertelling niet innig tevreden kunnen zijn. ‘Wat prachtig, dat we vandaag getuigen waren van dit geweldigs. Wat prachtig dat wíj iets hebben mogen betekenen voor onze vriend.’
Amen
Deel deze preek
Job 2: 11-13
Drie vrienden van Job, Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma, hoorden van de rampspoed die hem had getroffen, en ze besloten hem op te zoeken. Onderweg ontmoetten ze elkaar, en samen gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten. Toen ze Job vanuit de verte zagen herkenden ze hem niet, en ze barstten uit in luid geweeklaag, ze scheurden hun kleren en wierpen stof omhoog over hun hoofd. Zeven dagen en zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed.