Alle preken

De wonderbare spijziging

Dat moet toch wel een truukje zijn?

Gemeente van de Heer

Op deze zondag Laetare licht het paars van de 40-dagentijd op tot roze: het goede nieuws van Pasen heeft al uitstraling en lokt ons aan. Het is er nog niet, maar de tekenen zijn al zichtbaar. Als de lente die in de lucht hangt.

Op een soortgelijke wijze presenteert Johannes het verhaal van de wonderbare spijziging. Dat wonder blijkt op de keper beschouwd, niet om zichzelf te gaan, maar vooruit te wijzen. Toch is het als wonder het meest bekend. Hoe bij invallende duisternis op een afgelegen plek een grote groep mensen honger gaat krijgen. Maar dan is daar dat jongetje met de vijf broden en de twee vissen. En Jezus voedt de gehele menigte van dat kleine persoonlijke lunchpakketje. En het is geen kleine hapje dat iedereen krijgt; de mensen worden verzadigd, zoals er uitdrukkelijk bijstaat. Ze kregen de buik goed vol, en er was zelfs nog over: twaalf manden met restjes.

Als je niet beter wist zou je denken dat hier een truukje uit wordt gehaald. Zou je denken dat er een goochelaar aan het werk was die uit zijn mouwen steeds weer nieuwe stukjes brood te voorschijn toverde. Kunnen wij dat geloven; nóg geloven? Hoe moet je het je voorstellen dat er van vijf kleine gerstebroodjes een menigte van duizenden mensen voldoende te eten kon hebben gekregen? We zouden geneigd kunnen zijn het verhaal symbolisch te begrijpen.

Zo’n symbolische manier van begrijpen wordt dan vaak uitgespeeld tegen een letterlijke interpretatie. En wordt het gezien als een soort correctie op een letterlijke lezing. Wie dat niet kan, of niet méér kan, geloven, maar nog wel belang wil hechten aan de Bijbel valt terug op een figuurlijke interpretatie. Zo redt je het verhaal tegen de verdrukking van twijfel en scepsis in. Of buig je dan de tekst naar eigen maat om; en pas je het Woord van God al te soepel aan je eigen overtuigingen aan? Buikspreken, volgens hardliners, die zich van de weeromstuit sterk maken voor de letterlijke betekenis.

Maar bij het tegenover elkaar stellen van letterlijke en figuurlijke betekenis, mis je misschien waar het in het Bijbelse verhaal om gaat. Juist in dit verhaal van de wonderbare spijziging lijkt dat naar voren te komen. Als de clou van het verhaal om de letterlijke betekenis van het wonder zou gaan, dan zou het gebeuren aan het meer daar, een hoogtepunt van het optreden van Jezus zijn: 5000 (mannen alleen al!) die letterlijk worden gevoed van twee visjes en vijf broden! Die Jezus kan wat! Die bewijst het toch. Kroon Hem! Christus koning!

Maar precies om die reactie trekt Jezus zich terug: ‘Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen’.

De wonderbare spijziging, die voor ons inzet van interpretatie-strijd zou kunnen zijn, lijkt er voor Jezus een beetje bij te hangen! Blijkt zelfs een bron van misverstand te kunnen zijn. Tien verzen verder in ditzelfde hoofdstuk hebben de leerlingen Jezus inmiddels teruggevonden en komt Jezus op het gebeuren terug: ‘u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent.’ En dan waarschuwt Jezus hen: ‘u moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwige leven geeft.’ Dat wonder van het tastbare brood; -de letterlijke betekenis van het verhaal!- is niet waar het Jezus om te doen is. Het gaat om een betekenis, die wij normaal gesproken als figuurlijk aanduiden!

De wonderbare broodvermenigvuldiging is niet het hoogtepunt van het optreden van Jezus, maar eerder slechts een kleine hint voor de eigenlijke boodschap. En die boodschap is dat Jezus zelf het brood des levens is; neergedaald uit de hemel. Dat is de betekenis van het verhaal. Niet een beschrijving van een bijzondere, feitelijke gebeurtenis lang geleden, maar het uitzicht op de belofte. In dit wonder van de spijziging van de 5000 schemert de eigenlijke boodschap al een beetje door, maar het is het nog niet. Al die mensen die hun buikjes rond hebben gegeten zouden verder moeten zien dan hun neus lang is. En Jezus zal hen dat in het verloop van Johannes 6 ook duidelijk uiteen zetten. Niet tot genoegen van iedereen: velen zullen aan het eind van dit hoofdstuk afhaken. Als het allemaal niet letterlijk zo is, dan hoeft het voor mij niet!?

Ook toen al keerden mensen zich teleurgesteld af van het geloof. Ze zochten het vergankelijke voedsel: bevrediging voor hun behoeftes. Als Jezus dat niet te bieden heeft, dan maar niet? Maar Jezus volgt deze behoefte-markt niet; hij blijft trouw aan zijn boodschap. En keer op keer zal Johannes benadrukken dat die boodschap een onvergankelijke betekenis heeft. Christus is het brood des levens, wie dat brood eet zal in eeuwigheid leven. Wie deelheeft aan de tafel van de Heer, hééft deel aan die werkelijkheid.

Bij de wonderverhalen worden letterlijke en figuurlijke betekenis ten onrechte tegen elkaar uitgespeeld. Nóóit zal het in de Bijbel om een iets ‘van ooit’ gaan, want altijd mag het ons in onze eigen tijd aanspreken. Nooit gaat het in de Bijbel om terugkijken; altijd om vooruitkijken. Niet is de Bijbel een beschrijving van feitelijkheden, het is het Woord van de levende God die ons de belofte aanzegt, en ons daarmee de toekomst instuurt.

Zó is de Bijbels boodschap relevant, dat het uitdrukking is van de belofte. Een belofte waar we naar op weg zijn. In deze veertig dagen, op weg naar Pasen. Maar in feite de tijd door, op weg naar Gods toekomst. Die ligt niet achter ons, en die gebeurt niet achter ons om. Want daar mogen wij deel van uitmaken.

Zo komen we Christus aan tafel, en vormen wij ‘het lichaam van Christus’, (als u mij deze oud protestantse uitdrukking vergeeft…). Wij hebben deel aan het werk van Christus, wanneer wij ons laten leiden door de God van liefde.

En dat begint ermee dat we ons laten gezeggen. Dat we het ontvangen mogen, en doorgeven. En daarom niet bevechten of opeisen moeten. Uit het Oude Testament lazen we vandaag over de aankomst in het Beloofde Land; óók een geschenk van God. Maar een geschenk dat met geweld veroverd en veilig gesteld moet worden? Daar lijkt het wél op, in sommige boeken van het Oude Testament, waar het bloed van vijanden veelvuldig vloeit. Maar zit daarin niet een verschil met het Nieuwe Testament, dat in Christus de liefde de boventoon gaat voeren?

Met een bloedige oorlog in Gaza kunnen we deze vragen niet uit de weg gaan. En kan het antwoord niet zijn dat wraak aan mensen toebehoort. Als we Gods gerechtigheid willen dienen, dan toch niet door een afschuwelijke terreurdaad meer dan dertig maal te wreken op vooral vrouwen en kinderen. Als wij bij Christus aan tafel gaan, en daar tot onszelf kunnen komen, dan moeten we ons beijveren dat ook anderen te eten krijgen. En waar uithongering tot oorlogswapen wordt, daartegen onze stem verheffen.

Amen

10 maart 2024
Wouter Slob
Studentenkerk
Jozua 5: 10-12 Johannes 6: 1-15