Alle preken

De Heer is waarlijk opgestaan

Paasochtend

Zusters en broeders,

Met Christus tot leven gewekt; met Christus gestorven en opgestaan. Dat is de oeroude boodschap van Pasen. Het mysterie; het geheim van het Christendom; -en geheimzinnig is het eigenlijk ook wel. Want de opstanding, dit meest centrale leerstuk van het christelijk geloof, staat in feite niet beschreven. Het gebeurde in de duisternis van de nacht, achter gesloten deuren. Nou ja, achter een gesloten steen, een verzegeld graf. Afgelopen nacht hebben we de opstanding liturgisch gevierd; een plechtige dienst met veel symboliek. Maar een bijbelse beschrijving van hoe die opstanding dan precies plaatsvond klonk niet, want is er niet.

Op deze paasochtend vieren we, in feite, de volgende stap: de ontdekking van het lege graf. We lezen de versie van Johannes, maar alle evangelieschrijvers hebben hun eigen verhaal. En die verschillen op punten steeds wat. Over hoeveel vrouwen er zijn, of er engelen een rol spelen, of de steen wel of niet al was weggerold. Het gaat bij deze verhalen dan ook niet om ooggetuigenverslagen, maar om herinneringen die decennia later pas op schrift zijn gesteld. En die zich gevuld hebben met betekenissen die boven de feiten uitgaan. Dat vermindert hun zeggingskracht niet; maar doet het belang van het verhaal boven het moment zelf uitstijgen.

De wonderbaarlijkheid van het gebeuren spat er in alle versies van af. De getuigen zijn verschrikt en bang en begrijpen het allemaal niet; denken dat er van grafroof sprake is: ‘Als u Hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u Hem hebt neergelegd, dan kan ik Hem meenemen’, zegt Maria tegen de opgestane Heer, die ze voor de tuinman aanziet omdat ze Hem door haar tranen heen niet herkent. Zou de ontdekking van het lege graf geen ontzetting teweeg brengen? Wat is er in de nacht allemaal gebeurd? Achter gesloten deuren, in dat verzegelde graf?

Vanaf het eerste begin, worden er verklaringen gezocht. Mattheüs verhaalt hoe door de hogepriesters het praatje de wereld in wordt geholpen dat de leerlingen van Jezus het lichaam zouden hebben weggehaald. Een verhaal dat de leegte van het graf moet verklaren en dat door tegenstanders grif werd geloofd. Ook voorstanders voelden de behoefte om het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken, maar dan in bewijzende zin. Soms op bijzonder manieren, met behulp van hogere dimensies, zodat de opstanding wel degelijk ‘echt gebeurd’ zou kunnen zijn.

Kennelijk is dát het betwiste punt: kan het allemaal wel ‘echt gebeurd’ zijn? Daar maken voor- en tegenstanders ruzie om. Maar miskennen we dan niet dat het niet om een enkelvoudig feit gaat, maar om een betekenis die door de eeuwen heen zeggingskracht heeft gehad? En die niet bij een enkelvoudig feit blijft steken, maar daar ver bovenuit gaat. En die betekenis in ons eigen leven mag krijgen.

Eigenlijk is dat ook de boodschap van de brief aan de Kolossenzen. Want daar worden de lezers aangesproken op de hernieuwing van het leven in Christus. Niet alleen van Christus, maar van de lezers, en daarmee ook van ons zelf. Wij zíjn met Christus tot leven gewekt, staat er geschreven. De opstanding van Christus is niet iets dat op zichzelf staat, maar iets dat uitstraling en betekenis mag hebben in ons eigen leven. Met Christus zijn wij gestorven en wederom opgestaan. En dat is iets dat betekenis in ons eigen bestaan mag hebben. Bij de uitdrukking ‘overwinning op de dood’ denken we gemakkelijk aan iets dat voorbij het lichamelijke sterven ligt. Dat voorbij en na een begrafenis plaatsvindt en gedacht moet worden. Een wonderbaarlijk en geheimzinnige gedachte die niet zomaar makkelijk te begrijpen of zelfs uit te leggen is. Maar een exacte beschrijving van hoe we ons dat dan voor moeten stellen, ontbreekt. Zou het dan, net als het verhaal van opstanding, betekenisloos zijn?

In de Bijbel hoeven we voor de hernieuwing van ons leven in ieder geval niet te wachten tot na het lichamelijke sterven; want wij zijn ‘nu (al) tot leven gewekt’. De vernieuwing van het leven is veeleer een betekenis die ins het concrete leven plaats mag vinden, en die niet van de biologie afhankelijk is, maar daar ver bovenuit stijgt. De betekenis van een mensenleven is niet beperkt tot chemische verbindingen, maar draagt veel verder dan dat.

Precies dat is immers de reden dat we de lichamen van onze geliefde doden willen verzorgen. Zoals de vrouwen bij het graf wilden doen, en zoals wij ook nog altijd doen. Een mensenleven houdt niet op bij het stilvallen van de biologische processen. Als dat zo was, dan zouden we een lijk, een gestorven lichaam, wel in een grijze zak aan de straat zetten. We willen eer bewijzen, afscheid nemen, respect betonen. Want de overledene was altijd veel méér dan alleen het materiële lichaam; de overledene had betekenis, en hééft betekenis ook na de biologische dood. Niemand leeft voor zichzelf en niemand sterft voor zichzelf. We leven van en in betekenissen, en blijven zo verbonden met de geliefden die ons ontvallen zijn.

Daarmee komt onze onderlinge relatie voorop te staan. We betekenen immers alleen iets als we voor iemand betekenis hebben. Die betekenis heeft de opstanding van Christus. De gekruisigde God, die alle reden zou hebben om het kwaad dat mensen Hem bij de kruisiging hebben aangedaan, aan mensen te vergelden. Niet alleen aan hen die destijds Jezus aan het kruis nagelden, maar ieder de het kwetsbare op wil offeren ten eigen bate. Ieder die slachtoffers maakt om er zelf beter van te worden. Ieder die de liefde veronachtzaamt uit zelfzucht of eigendunk. Die schuld, die altijd een schending van liefde is, wordt niet door God gewroken, maar in de opstanding van haar kracht beroofd. Want die dood is niet het einde, en God keert zich niet af van hen die dit op hun geweten hebben; -wij allen, met alles wat er niet goed is gegaan in de geschiedenis, niet goed is gegaan in ook-ons leven. Christus komt tot ons, verschijnt, niet om schuld aan te wijzen, maar om de toekomst ook voor de schuldenaar open te leggen. Om de ruimte te openen deel te krijgen aan de opstanding, de hernieuwing van het leven.

Dat zijn geen enkelvoudige feiten, die al of niet het geval zouden kunnen zijn. Feiten die ons vastleggen en bepalen: feiten van ras en achtergrond, van sociale positie, huidskleur, taal. Christus maakt ons vrij van al die beperkingen, want de betekenis van Gods liefde gaat ver boven die feiten uit. Daar zit een opdracht in; -of misschien is ‘uitnodiging’ beter gezegd. Zo roept Kolossenzen op om het slechte te laten afsterven, om de oude mens af te leggen en de nieuwe mens steeds te vernieuwen. Zo krijgen we deel aan de opstanding van Christus, wanneer we die betekenis tot ons nemen en eigen maken. Wanneer we, levend vanuit verzoening en liefde, zelf gestalte geven aan vergeving en liefde. Wanneer we niet langer mensen benaderen, afrekenen, op de feiten die ieder van ons aankleven, maar de eigenheid van ieder ander zien en waarderen. Wanneer we niet meer voor onszelf leven, maar de dienstbaarheid van Christus aan elkaar waar durven maken. Zeker dat ís ook Opstanding, in de meest concrete betekenis van het woord. Want waar de Geest van liefde heerst, daar ís Christus ‘alles in allen’. Waar wij ons door de Geest van liefde laten leiden, máken wij daar deel van uit. Verschijnen ook wij, in de luister van Christus. En andersom: krijgt iets van Christus gestalte in ons eigen leven.

De opstanding mag veel méér zijn dan een enkelvoudig feit, want mag ons eigen leven ten volle vervullen. Laten we zó de Opstanding met elkaar vieren. Halleluja.

Amen

31 maart 2024
Wouter Slob
Bartholomeuskerk
Kolossenzen 3: 1-4 Johannes 20: 1-18