Alle preken

Jezus is het antwoord!

Maar wat was de vraag?

Zusters en broeders,

‘God redt’. Maar waarvan eigenlijk? Collega Rick Benjamins is me een paar weken geleden eigenlijk vóór geweest, hier in deze kerk. Met een preek over ‘redding’. Ook vandaag gaan de lezingen erover en kort geleden kreeg ik er een vraag over: mensen kunnen bezig zijn met ‘behouden worden,’ maar wat betekent dat eigenlijk precies? Bekende theologische woorden kunnen het nog wel zijn, maar de relevantie kan zijn verbleekt. ‘Jezus is het antwoord,’ zeker!; Maar wat was de vraag?

Jezus redt van de zonde, zo lezen we in de Bijbel. Was dàt dan de vraag: hoe je gered wordt van alles wat je verkeerd hebt gedaan? Er zit dreiging achter, want zondaren worden gestraft; alleen de goeien verdienen de hemel. Eeuwenlang heeft die boodschap het goed gedaan. Althans: heeft het mensen tot geloof gebracht. Althans: heeft het mensen naar de kerk gebracht, gedreven misschien. Want de dreiging met het laatste oordeel was niet zelden reden om naar de kerk te gaan. Dan is angst eigenlijk het motief. En niet zelden werd dat door de kerk ook aangezet. Maar het mag de vraag zijn of dat tot zegen en uit liefde was. Was oprechte bewogenheid de drijfveer, of misschien óók de positie, de macht van de kerk? Die immers kon bemiddelen in het vergeven van zonden, en dus een reddingsboei was in de poel des verderfs. En dus nodig.

Maar hebben we dat nu nog nodig? In de middeleeuwen waren we helemaal afhankelijk van krachten en machten die ons te boven gingen, de moderne mens is dat voorbij. De afgelopen eeuwen heeft de wetenschap een enorme vlucht genomen en hebben we zelf de controle over het leven gekregen. We kunnen het maken en breken; zelf-redzaam zijn we geworden. Hebben we God nog nodig?

Misschien dat we in nood gezeten nog bij God aan willen kloppen. Geloof uit wanhoop. Niet per se succesvol is dat. Want lang niet altijd doet God wat wij denken te kunnen vragen. En als God de nood niet lenigt, en onze zorgen niet wegneemt of oplost, zou je dan niet extra teleur gesteld kunnen zijn? Bidden voor genezing, voor vrede, voor gerechtigheid; werkt dat nog op ons gemoed, of te dikwijls op de lachspieren? Omdat we toch onderhand wel weten dat God onze problemen niet zal wegnemen, en we het zelf maar moeten zien te redden…

Maar dat willen we misschien ook? Het zelf redden, want dan hoef je tegen niemand dankjewel te zeggen. Dan is ons succes onze eigen verdienste, en hebben we het niet aan een ander te danken. Dan kunnen anderen ons bewonderen om wat we hebben bereikt. En dàn is ons bestaan toch van belang? Als anderen tegen ons opkijken, als kranten over ons schrijven, als we op TV komen, als we ons met onze ellenbogen vóór alle anderen kunnen wringen, als we in beeld zijn, en iedereen steeds over ons praat. Want als we zelf zo in het middelpunt staan, wat betekent de ander dan nog?

We hebben anderen nodig, maar alleen als ze tot nut zijn. Relaties zijn al te dikwijls instrumentaal geworden, leuk zolang ze iets beiden. En anders maar niet. Als het geen nut meer heeft, dan zetten we het bij de straat.

Maar dat geldt dan toch ook voor onszelf? Zijn wíj dan niet óók slechts gebruiksvoorwerpen die alleen betekenis hebben voorzover anderen ons kunnen gebruiken? En die ons aan de kant schuiven wanneer we geen nut meer hebben? Dan doet ons leven, wie wij zijn, er dus eigenlijk niet toe? Is dat niet het gevolg van totale zelfredzaamheid: dat we betekenisloos dreigen te worden?

Collega Benjamins sprak enkele weken geleden hier over ‘comfortabele betekenisloosheid.’ Bedoelde hij dat wellicht? We kunnen en mogen inmiddels alles, zijn niet meer gebonden aan afkomst en afspraken, en hebben alle kansen van de wereld in volkomen vrijheid. Maar waar dient alles toe? Wat is onze plaats in de wereld, waartoe zijn wij op aard? Onze tijd heeft het toppunt van de zelfredzaamheid bereikt en alles is er op gericht zo veel en zo lang mogelijk alles zelf te doen. Opleiding, geld, uitkeringen, subsidies, we hebben alle kansen om onszelf te ontplooien. Als het moeilijk is, is er therapie. En zelf-hulpboeken. En moeten we eraan werken. Maar dan moeten we ook niet langer zeuren. Als jij alle kansen hebt gehad en het is nog niet gelukt, dan heb je toch niemand anders dan jezelf om de schuld te geven? Altijd beter moet het, maar wat als het niet verder komt, jij niet verder kan of wil. En anderen altijd verder of beter zijn. Zoals altijd. Wel ergens. Iemand. Wie geen kampioen is, heeft het alleen aan zichzelf te wijten. Want niemand anders bekommert zich om je. Als iedereen alleen maar voor zichzelf leeft wordt zelfredzaamheid zelfzuchtigheid, en onvermijdelijk loopt dat uit in eenzaamheid. Want niemand bekommert zich om je, en niemand kan het echt iets schelen wie we zijn. Hooguit om wat te bieden hebben. Wordt het leven dan niet leeg?

Proberen we die leegte niet wanhopig te vullen? Met vertier en verstrooiing (dagen en nachten gamen, waar jíj aan de knoppen zit en ooit de winnaar zal zijn), met, klassiek, drank en drugs (zodat de mislukking even vergeten kan worden), met seks (overspel, waarbii we beschikbaarheid met begeerlijkheid verwarren), maar ook met: grote mond en machtsvertoon. In zelfzuchtigheid trekken we alles naar onszelf toe, en bestaan we alleen als anderen afgunstig zijn op wat wij hebben bereikt. ‘Als mensen zouden willen zijn, zoals wij, dan hebben we toch de zin van ons bestaan bewezen?’ Sommigen lijken te denken dat je hiermee dan het zelf redt. Maar in feite lever je je uit aan het oordeel van anderen, en besta jij alleen voor zover je aan hun bewondering voldoet. De façade kan er mooi uitzien, maar wie of wat er achter zit, maakt niemand wat uit.

Wel degelijk redt God! Dáárvan redt Hij je. Hij redt je van deze betekenisloosheid omdat Hij niet van je houdt om wat je hebt bereikt, maar om wie je bent. Tot zijn eigen verbijstering mocht Paulus dat ervaren. Ook hij dacht het leven te moeten verdienen, met het stipt navleven van alle farizese regels die hij volgde. Maar het bleek dat de liefde van Christus hem riep. Het bleek dat het geen verdienste was, maar genade. Bekende woorden, die opnieuw glans mogen krijgen als we beseffen dat ons leven een geschenk mag zijn, dat we krijgen en ontvangen mogen. Daarvan hoeven we de waarde niet te bewijzen, maar dat mogen we ontvangen.

Dat biedt Christus. Dat hoeven wij niet te zoeken of te verwerven, we hoeven ons alleen te laten vinden. Dáár gaan de lezingen in Lukas vandaag over. Lezingen die een opmaat zijn voor het bekende verhaal van de Verloren Zoon. Die welkom blééf zijn bij de vader die hij verlaten had, en thuis mocht komen ondanks alles wat hij verkeerd had gedaan. ‘Eindelijk Thuis’ schreef Henri Nouwen, naar aanleiding van dit verhaal en het schilderij dat Rembrandt er van maakt. Een boekje dat we komend seizoen zullen gaan bespreken in de gespreksgroep hier in Beek. Maar vóóral een boodschap die we als gekoesterde woorden met ons mee mogen dragen: In Christus mogen wij thuis komen en thuis zijn, met alles wat we met ons meedragen. Een feestmaal richt die Vader aan, een feestmaal waaraan ook wij vandaag welkom zijn bij de viering van het avondmaal.

Aan dat feestmaal mogen we onszelf vinden. Dat ‘genadebrood’ is geen aantasting van ons bestaan, maar een bevestiging van wie wij zijn. In dankbaarheid aan God mogen wij onszelf vinden. Want Christus is blij dat we komen, is blij met wie we zijn. ‘Doet mijn leven ertoe?,’ is een vraag die iedereen op enig moment tegenkomt. Dáárop is Christus het antwoord: ‘Ja,’ zegt Hij, ‘jij doet er toe, want Ik houd van je.’ Als we zó aan tafel komen, dan aanvaarden we dat antwoord: in Christus zijn we gered van onze comfortabele betekenisloosheid.

Amen

14 september 2025
Wouter Slob
Bartholomeuskerk
1 Timotheus 1: 12-17 Lucas 15: 1-10