Meerduidigheid
‘Hoe moeten we de "moeilijke" verhalen uit de Bijbel (met name uit het Oude Testament) lezen, welke boodschap halen wij daaruit en waarom staan ze in onze Bijbel?’
Zusters en broeders,
Vader Achab zal vast een moeilijke man zijn geweest. En staat te boek als de slechte koning van Israël, die volgens de joodse overlevering geen deel heeft aan het eeuwig leven. Getrouwd met Izebel, de Fenicische dochter van de koning van Tyrus, bevorderde hij bovendien de Baälcultus. En kwam hij in flink conflict met de profeten Elia en Elisa. Eén van de echte slechteriken uit de Bijbel.
Als we iets verder lezen dan blijkt de opvolger van Achab, koning Jehu, ook geen lieverdje. Opgejut door de profeet Elisa grijpt hij als legeraanvoerder de macht door de onderhandelende afgevaardigden van de familie Achab verraderlijk met pijlen te doorboren. Achab zelf is dan al dood, en Jehu zal Izebel uit het raam laten gooien, en haar lijk verminken en achterlaten om door de honden te worden opgevreten. ‘Zo ging in vervulling wat de profeet Elia had gezegd,’ schrijft het Bijbelboek Koningen. Net zo zal de moord op zeventig zonen van Achab iets verderop profetische worden goedgekeurd. Maar spréékt iedereen die zegt ‘zo spreekt de Heer’, ook inderdaad namens de Heer? En hoe maken we het onderscheid, vroegen we ons vorige week, naar aanleiding van de tekst toen, ook al af.
De geschiedenis wordt door de overwinnaars geschreven. En kunnen er dan, op de keeper beschouwd, niet ook afgrijselijkste daden van terreur worden afgedekt met vrome taal? Legitimeert de godsdienst hier een opstandeling en samenzweerder, die er niet voor terugdeinst zijn verraad met profetie goed te praten? Zoals een beweging als IS háár terreurdaden in ‘naam van God’ uitvoerde, en het rituele onthoofden van slachtoffers als dienst aan de God presenteerde.
Zou die vergelijking niet bij je op kunnen komen? Bij de vraagsteller van deze week in ieder geval met zoveel woorden wel. Wat moeten we met dit soort gewelddadige teksten aan? “Moeilijke” verhalen, die zo lastig rijmen met het beeld van de algoede God die liefde is. Waarom staan de verhalen in de Bijbel en wat zegt het ons?
Wat maakt deze verhalen precies “moeilijk”?. In ieder geval speelt mee dat wij gezag toekennen aan de Bijbel. Als we de gebeurtenissen van Jehu op een videofilmpje van IS zouden zien, zouden we de link snel verbreken. In weerzin zouden we afhaken. Maar dit verhaal staat in de Bijbel, en de Bijbel is het Woord van God. En dan kunnen we de link niet zo snel verbreken, want de Bijbel heeft gezag.
En zeker is dat zo. Maar niet ieder die spreekt in de naam van de Heer, spréékt ook in naam van de Heer, hebben we vorige week gehoord. Dat gold destijds voor de profeten, maar geldt dat niet óók voor sommige teksten die in de Bijbel terecht zijn gekomen? Teksten die door overwinnaars van de geschiedenis zijn geschreven, die mogelijk een belang hadden om hun daden goed te praten en als het even kon van goddelijke goedkeuring te voorzien?
De Bijbel is het Woord van God omdat wij het als zodanig beschouwen en er dat gewicht aan geven. Maar de Bijbel is door mensen geschreven; daar getuigt de Schrift op vele plaatsen zelf van. In de loop van de tijd zijn allerlei, en verschillende soorten, teksten gebundeld en hebben de status van Heilige Schrift gekregen. De Bijbel is niet als eenheid geopenbaard, maar is een verzameling boeken die gezag hebben gekregen. Gezag waar soms over werd getwijfeld of over werd geruzied, óók in de Oudheid al. Gezag dat ter discussie kon komen te staan, óók in de Oudheid al.
In het vroegste Christendom is er strijd gevoerd over het gezag van boeken van het Oude Testament. Voor ons hoort dat vanzelfsprekend in de Bijbel, maar voor de vroegste Christenen was dat helemaal niet zo vanzelfsprekend. Ze waren vaak goed bekend met de teksten, omdat ze overwegend zelf een joodse achtergrond hadden, maar was er met Christus niet iets nieuws begonnen? En waren die Oude Boeken dan nog nodig? Of zelfs stichtelijk?
Hun weerstand tegen die Oude Boeken zou voor ons zeker herkenbaar kunnen zijn. Want het probleem wàs precies het geweld in het Oude Testament, was óók de bloedige offerpraktijk in de tempel. En was, iets verrassender misschien, het koningschap. Het koningschap dat zich zo gráág met goddelijke toestemming tooide en dat de steun van profeten zocht. En dat met de woorden ‘zo spreekt de Heer’ God ook graag voor het eigen politieke karretje spande. Net zoals presidenten de woorden ‘God bless’ vóór op de tong kunnen hebben, ook in zéér twijfelachtige contexten. Maar niet iedereen die zegt te spreken in de naam van de Heer, spréékt in de naam van de Heer, hebben we vorige week gehoord.
De rol van de politiek komt in de koningsboeken nadrukkelijk naar voren. En wie goed leest, kan gemakkelijk machts- en belangenpatronen in de teksten terugvinden. In de geschiedenis van Achab en Jehu speelt een conflict tussen het Noordrijk Israël en het Zuidrijk Juda. De eenheid van het volk was na het koningschap van Salomo verbroken en de onderlinge verhouding bleef gespannen. De godsdienst was onderdeel van de spanningen. Sterker: de kosten van de tempelbouw in Jeruzalem waren vanwege hoge belastingen zelfs een belangrijke achtergrond voor de scheuring van het Rijk. Het gezag van de priesters in Jeruzalem was voor het Noordrijk daarom allerminst een feit, en ze probeerden alternatieve religies in te voeren. En waren dus niet zuiver genoeg. En riepen de weerstand van de profeten Elia en Elisa op.
Maar de rol van de tempel was daarmee óók een politieke. De priesters hadden daarin een belang. Waren er in de tijden vóór de tempel verschillende heilige plaatsen waar geofferd werd (Rama, Bethel, Gibeon) na de bouw van de tempel werd die positie door de priester-elite voor Jeruzalem opgeëist. Daarmee eisten de priesters óók de inkomsten van de offerpraktijk op. En het laat zich raden dat de collega’s in de provincie daar vast niet allemaal even gelukkig mee waren…
Maar natuurlijk was de godsdienst nauw verweven met de politiek, want de religie was het kader waarbinnen voorvallende gebeurtenissen werden begrepen en geïnterpreteerd. Een natuurramp die misschien de eerst-gedocumenteerde Tsunami is geweest, krijgt dan plek in het zondvloedverhaal. De vlucht uit Egypte van Hebreeuwse slaven staat in een religieus kader, en ook een instituut als het koningschap in Oud-Israël krijgt een godsdienstige betekenis. Zo leven mensen immers met God, de werkelijkheid wordt in religieuze kader begrepen en geduid. En dat krijgt een neerslag in teksten die later de Bijbel zijn gaan vormen.
Met die teksten leven wij ook. Maar wat moeten wíj er dan mee aan? Dat de verhalen duidingen zijn van mensen lang geleden, dat willen we best geloven. En dat destijds God en de goden wat eerder in beeld kwamen dan vandaag de dag zal ook niemand betwisten. Maar in de kerk is de Bijbel geen historisch boek van lang geleden; het zegt ook óns aan. Als gelovigen willen we de Bijbel als gezaghebbend boek beschouwen, maar zouden wíj het onthoofden van een hele dynastie dan zomaar goed willen praten? Waarin zouden wij dan verschillen met IS?
Als Woord van God zegt de Bijbel ons aan. Inderdaad, niet alleen over vroeger, maar ook over vandaag. Maar de vraag zal altijd moeten zijn, wàt wordt ons precies aangezegd? En dàt staat nu precies niet met zoveel woorden in de Bijbel, want dat zal steeds en altijd onderwerp van gesprek, en van discussie moeten zijn. Dat is precies wat ‘leven met God’ betekent; dat we de werkelijkheid in termen van het geloof duiden en begrijpen.
En steeds zal het de vraag zijn hoe we dat precies moeten doen. De vroegste Christenen vroegen zich zo af hoe ze de Blijde Boodschap van Christus moesten rijmen met de verhalen vol geweld uit het Oude Testament. En wij als ‘late’ Christenen hebben diezelfde vraag. De duiding van de werkelijkheid is daarbij niet zomaar éénduidig gegeven of duidelijk. Het vereist dat wij ons met het geloof verstaan. Dat we zelf nadenken over wat ons wordt aangezegd en wat we ermee aan moeten.
En die discussie is déél van de Heilige Schrift. Want juist omdat mensen al die eeuwen hebben geleefd met God, en hùn tijd steeds hebben proberen te begrijpen in de religieuze kaders, was ook toen al de vraag: hoe moeten we de tekenen verstaan? Ook toen was er verschil van inzicht, en stonden er belangen op het spel. Interpreteerden sommigen de ‘teksten van ooit’ strak en wettisch, terwijl anderen de ruimte zochten en niet beknotting maar ontplooiing verkondigden.
Dat doet Jezus. Ook Hij komt vaak in conflict met andere Bijbeluitleggers. Maar aan het gezag van de Schrift tornt Hij niet. Geen tittel of jota moet worden geschrapt. Want juist dan zouden wij ónze wil aan de Bijbel opleggen, en zouden wíj gezag over de Schrift willen hebben. Jezus laat alles staan, om dan te kijken hoe het Zijn eigen tijd van betekenis kan zijn. En dan zijn sommige teksten centraler dan andere. En het kernwoord daarbij is: liefde.
Liefde gaat er om dat we het krijgen en doorgeven mogen; de boodschap van God. Het is nooit ons bezit. En daarmee is in het Nieuwe Testament wel een soort wissel omgezet. Het gebruik van de godsdienst voor politiek gewin wordt onder het gezag van de liefde geplaatst. Lang niet altijd heeft de kerk daarnaar gehandeld, en door de eeuwen heen is de verleiding blijven bestaan om het geloof voor het karretje van de macht te spannen. Maar als het om de liefde gaat, dan is het principieel nooit ons eigen belang dat op de voorgrond moet staan, maar zijn het elkaars belangen die we wederzijds dienen moeten. Een tegenstem is dan geen hindernis, maar een uitnodiging om te overwegen of jíj het wel bij het goede eind hebt.
Maar een overweging moet het zijn; en de afweging moeten we steeds zelf maken. Want niet ieder die zegt te spreken in naam van de Heer, spréékt in de naam van de Heer. Steeds zal het de vraag moeten zijn hoe wij teksten verstaan. In Christus moet de liefde, en niet het eigenbelang, daarbij het leidende criterium zijn.
Amen
Deel deze preek
2 Kon 10: 1-8
[Jehu roeit het koningshuis van Achab uit en maakt een einde aan de Baälsdienst]
In Samaria woonden nog zeventig zonen van Achab. Jehu stelde brieven op die hij naar Samaria stuurde, naar de bestuurders van Jizreël, de oudsten en de voogden die Achab had aangesteld. Deze brieven luidden als volgt: ‘De zonen van uw heer wonen bij u en u beschikt over paarden en strijdwagens, een versterkte stad en wapens. Welnu, wanneer u deze brief ontvangt, kies dan de meest geschikte koningszoon, zet hem op zijn vaders troon en wees bereid het koningshuis van uw heer te verdedigen.’ De ontvangers van deze brieven werden verschrikkelijk bang en zeiden: ‘Twee koningen hebben het al tegen hem afgelegd. Hoe zouden wij dan standhouden?’ De hofmeester, de stadscommandant, de oudsten en de voogden van de koningszonen stuurden Jehu daarom het volgende bericht: ‘Wij zijn uw dienaren, heer. We zullen alles doen wat u ons opdraagt. Wij zullen niemand als koning aanwijzen. Doet u wat u het beste vindt.’ Hierop schreef Jehu hun een tweede brief, waarin hij zei: ‘Als u op mijn hand bent en mij wilt gehoorzamen, onthoofd dan alle zonen van uw heer en meld u morgen om deze tijd bij mij in Jizreël.’ Er waren zeventig koningszonen, die door voorname inwoners van de stad werden opgevoed. Na ontvangst van de tweede brief werden alle zeventig koningszonen gevangengenomen en ter dood gebracht. Hun hoofden werden in manden gedaan, die naar Jehu in Jizreël werden gestuurd. Toen een bode meldde dat de hoofden van de koningszonen gebracht waren, beval Jehu ze in twee hopen bij de ingang van de stadspoort te leggen en ze daar tot de volgende dag te laten liggen.