Alle preken

Kerstnachtdienst

Zusters en broeders,

Het is allemaal bedacht voor u, dit Festival of Carols and Lessons, om u uit de kroeg te houden. Nou ja, u niet persoonlijk, natuurlijk, maar het kerkvolk in Cornwall rond 1880. De plaatselijk bisschop, Reverend Edward White Benson, vormde de oudere gewoonte van het Carol-zingen langs de straten om tot een programma met traditionele liederen en stichtelijke woorden. Wat wil je nog meer? Mooie muziek en een goede preek!

Stiekem gaf hij de gemeente er van langs, want de lezingen die hij had uitgezocht begonnen met de zondeval, en liepen via de profeten naar de geboorte van de Verzoener. Of zíjn gehoor dat in 1880 op is gevallen, en of zíj het persoonlijk hadden opgevat, is mij niet bekend. Maar wel duidelijk was dat het bij deze dienst niet zomaar alleen om nostalgie en om ‘verhalen van ooit’ ging, maar dat het een concrete, tijdeigen betekenis had. Zoals dat ook hoort.

Zouden wij ons, honderdveertig jaar later, nog op deze manier laten aanspreken? Wij, zoals wij hier tezamen zijn gekomen. Wij die vast genieten van de prachtige muziek van het traditionele kerstfeest en de geweldige kwaliteit van een subliem koor; het lijkt wel een konsert! Hebben wij de lezingen van vanavond goed tot ons laten doordringen, of blijven het ‘woorden van ooit’; woorden die misschien nog wel een bekende klank hebben, maar aan zeggingskracht wat hebben ingeboet. Woorden die over een sprookjesachtig ‘toen’ gaan, en die met kunstsneeuw en glühwein, tot ons komen. Die misschien in de tijd nog wat dichter bij huis kunnen voelen, omdat we ze van vroeger nog kennen. Toen er op de basisscholen nog kerstspelen werden georganiseerd, en we een herder, een herbergier, de heraut, de ezel, of, in memorabele gevallen, de first lobster, mochten zijn. En het kerstfeest nog over het kerstkind, en niet over de kerstman ging. Beleven wij vanavond een moment van nostalgie? En vatten we het maar niet al te persoonlijk op, die boodschap van zonde die er dan in schijnt te zitten?

Het is niet moeilijk om er langs heen te kijken, overigens. Eigenlijk gaat het bij dit festival om nine lessons, maar dat is wel wat erg veel van het goede. Meestal dikken we in en korten we af, en de akelige lezing over de zondeval is dan snel het eerste slachtoffer. Want moeten we het dáár nog over hebben? Over de zonde? Niet dat het daarmee persoonlijk zou worden, want de zonde hebben we toch goeddeels uit ons vocabulaire geschrapt. Niet voor niets, was dat immers niet het begrip waarmee de kerken de beminde gelovigen onder de duim hielden? Waarmee ze hen angst aanjoegen. Om ze dan naar de kerk te lokken met mooie muziek, en mooie woorden van verlossing. Maar was dat geen sigaar uit eigen doos; eerst bang maken en dan geruststellen? Daar zijn we toch klaar mee?

De zonde hebben we afgeschaft. Want het klonk negatief, en het was schadelijk voor de kwetsbare kinderziel die nog in ontwikkeling was. Was een oude generatie er nog mee opgegroeid, wij kregen te maken met positieve stimulans en werden altijd aangemoedigd om te shinen. Daar kreeg je zelfvertrouwen van! Om alles werden we de hemel in geprezen, in alles waren we winnaars, en geweldig en fantastisch. En dat was ook precies hoe we het hebben wilden. Want die ouderwetse diskwalificatie die het zondebesef toch is, daar waren we klaar mee. Ontworsteld hebben we ons, willens en wetens. Of zijn we, nolens volens, daarbij ontworteld geraakt?

Maar onszelf hebben we toch gevonden; gemaakt? We schitteren in al onze successen en geweldigheden. Zijn we niet geslaagd in alles wat doen en laten we dat niet graag zien? We etaleren onze levens op de Socials en tonen daar vooral Het Succes. Àls er al een grimmig randje voorbij komt, dan het randje dat laat zien hoe goed we er mee omgaan. ‘Goed, beter, best,’ zijn wij toch, allemaal?

 ‘Goed, beter, best,’ het hijgt ons in de nek.

 Want nu we niet meer zondig zijn, hebben we geen excuus. Nu we niet meer zondig zijn, is perfectie het te bereiken doel. En is alles minder dan dat; falen. Als we zouden denken dat zonde knechtend was, kom dan maar eens om perfectie. Dat ís de geïnternaliseerde mislukking. De mislukking die we niet aangepraat hoeven krijgen van buitenaf, maar die we ons volkomen eigen hebben gemaakt in de voortdurende noodzaak om de zin van ons bestaan zelf te bewijzen.

De zin van ons bestaan, maar altijd in vergelijking met de anderen. Want als het om winnen gaat, dan moeten we altijd beter zijn, dan de anderen. Als het om succes gaat, dan moeren we zorgen niet bij de losers te behoren. Als het om perfectie gaat, dan gemeten aan de maat van de samenleving: met filters op onze selfies, en fillers in onze lip; -we struggelen wat af! Als we denken onszelf te vinden in deze jacht op succes, hebben we het zeer bijzonder mis. We verliezen onszelf, omdat we ons voortdurend spiegelen aan de concurrentie, die óók winnen wil. Dat ‘verhaal van het zondige ooit’ kunnen we misschien nog op comfortabele afstand houden, maar dìt verhaal, dat je de zin van het leven zelf moet zien te vinden, ís maar al te persoonlijk. Je staat er zelf voor, want niemand anders zal het voor je doen.

En voelen we het niet persoonlijk? Als we de druk aan den lijve voelen. Als burn-out niet meer aan mannen van middelbare leeftijd is voorbehouden, maar zich bij twintigers, dertigers voordoet die de opwindendheid van hun eigen leven niet meer bij kunnen benen. Als we voortdurend de Socials checken of anderen niet een geslaagder leven hebben dan wijzelf. Als we met kerst, de gasten eens even goed willen imponeren met cadeaus en presenten. Als het rozengeur en maneschijn lijkt, en het van klatergoud en glitter aan elkaar hangt, maar niemand de eenzaamheid achter onze maskara of de leegte achter onze afgetrainde six-pack ziet.

Reclame’s, de thermometers van de tijd, merken de leegte op. En vullen het. Met ontroerende verhalen: ruzies van lang worden bijgelegd (een bokstrainer met zijn dochter, twee oude broers), niet wat er op tafel komt is van belang, maar met wie je het deelt. Vast maakt het deel uit van een doordachte marketingstrategie, maar we hoeven er niet cynisch over te doen dat hier niet alleen een gevoelige snaar wordt geraakt, maar ook een maatschappelijke pijn. Te vrezen is alleen, dat het medicijn niet bij de supermarkt in de schappen ligt.

Maar wel in een kribbe. In de kerstnacht.

Dat ‘verhaal van ooit’ gaat niet over ‘toen,’ maar over ‘nu, vanavond.’ Het gaat niet over de vraag of en hoe het allemaal kon, destijds, met nederdalende hemelkoren (alsof het een konsert betrof) en zwervende koningen, achter een losgeslagen ster aan. Het gaat over de betekenis dat een kind is gekomen. Niet als allesoverwinnende held die alom afgunst en bewondering wekt, maar weerloos en teer, als een kwetsbaar mensenkind dat liefde en bescherming oproept.

Zo komt God in de wereld. Om Zich over te geven aan mensen. Om een appèl op ons te doen. Om ons te bevrijden van de navelstaarderij om ons eigen leven te bewijzen, tegen de concurrentie in. Omdat we uitgenodigd zijn, om ons te bekommeren om het kwetsbare, het tedere, het weerloze. Zó bewijzen we ons bestaan. Niet omdat we zo ontzettend geweldig zijn, en betekenis aan onze jacht op perfectie ontlenen. Maar omdat we nodig zijn voor anderen, die we niet in onze uitzonderlijkheid maar in onze ontoereikendheid mogen dienen.

Dat is de verlossing in Christus. Dat we niet perfect kunnen, en dus niet hoeven te zijn, en dat we met onze capaciteiten, hoe gering ook, anderen nabij kunnen zijn. Die God komt in de gestalte van een kind tot ons, niet om te overheersen, niet om te kleineren, niet om schuld te wijzen en ons de zonde in de maag te splitsen. Maar om ons de liefde aan te bieden, waarvan en waaruit we mogen leven. Die we niet hoeven te verdienen of te bereiken of te verwerven; die we alleen maar aanvaarden en omarmen hoeven. Welkom zijn we, met alles wat we met ons meedragen. De herders, met ruwe, lege, handen en slechts de lucht van het veld, de koningen, met wat zij aan rijkdommen te bieden hebben. Ieder, die meebrengt wat hij of zij met zich meedraagt.

Dat mag gerust persoonlijk worden. Die aanvaarding mag worden gevierd, deze dagen met kerst. Aanvaarding van onszelf, en daarom aanvaarding van de ander. Die geen concurrent meer is, maar net zo’n sloeber als wijzelf. Dan hebben we aandacht voor elkaar, en gaat het om verblijden in plaats van om aftroeven. Dan zal het om dienstbaarheid gaan, en dankbaarheid. En niet meer om struggelen, en vechten. Dan hoeven we de zin van het leven niet te bewijzen, dan hebben we het gewoon steeds al gekregen. Het grootste cadeau met kerst is wat we krijgen mogen: vrede in Christus. Pak het snel uit!

Amen

24 december 2023
Wouter Slob
Stevenskerk
Genesis 3: 8-13 Lukas 2:1-20